Beddelakens
De Maatschappij van Weldadigheid wil de materiële nood van de armen lenigen door hen huisvesting en werk te bieden en ze wil hen tegelijk ‘verheffen’. Ze wil hen opleiden ’tot eene hoogere beschaving, verlichting en werkdadigheid’. Daarom krijgen alle mensen die de kolonie binnenkomen nette kleding. Vanuit de gedachte dat als mensen nette spulletjes hebben, ze vanzelf zuinig op die spulletjes worden, en dus spaarzaam en daardoor vanzelf betere mensen.
Evenzo zijn de hoeves die ze betrekken helemaal voor hen ingericht met keurige huisraad. Er staat een tafel met zeven stoelen en een kast. Er is een doofpot voor nasmeulende stukken turf en een lamp, en voor dames met koude voeten zijn er stoven. Er is eenvoudig kookgerei met onder meer een sauspannetje en er zijn een waterketel, borden, bestek en ‘theegoed’. Er zijn zelfs attributen voor een bezigheid die in die tijd bij de hogere standen inmiddels dan wel een beetje ingeburgerd mag zijn, maar die bij de lagere standen in het begin van de negentiende eeuw doorgaans nog een zeldzaamheid is: ‘1 waschtobbe, 1 zeepbak en 2 handdoeken’.
Maar als je mensen wilt ‘verheffen’ moet je wel oppassen dat je niet té grote stappen ineens zet. Want dan wordt het niet begrepen. Zo wil men de kolonisten ook een beschaafde slaapcultuur bijbrengen. Er zijn bultzakken, en daarop liggen kussens en een peluw en dekens. En beddelakens. En dat laatste is echt te hoog gegrepen. Die hebben ze nog nooit gezien. En de meesten snappen ook niet waar het goed voor is.
Als de kolonie-directeur na een half jaar de hoeves langsgaat, blijken de meeste beddelakens verdwenen. Naar de bank van lening in Steenwijk.
Nou, niet allemaal. Sommigen vonden het zonde van het mooie stofje en hebben het verknipt tot kledingstukken. De directeur oppert dat die kolonisten wellicht ‘minder schuldig schijnen dan zij die dezelve verkocht hebben’. Maar dat onderscheid wil de landelijke leiding van de Maatschappij van Weldadigheid niet maken, want lakens zijn om tussen te slapen. Punt.
Strafbaar
Het gevolg van dat standpunt is dat het wegmaken van beddelakens strafbaar is en dat overtreders voor de Raad van Policie en Tucht gedaagd worden. Zoals in 1827 als de weduwe Midderhoff wordt ‘…verdacht gehouden van eene beddeken verkocht te hebben aan Rheedijk, kroeghouder buiten de kolonie, wonende aan den weg naar Noordwolde, voor eenen daalder’. Of 1829 als Cornelis Brouwer aan de ‘huisvrouw van Piet Heijdt, voor 30 centen en drie sneden roggebrood, een beddelaken zoude hebben verkocht’. Het kost zulke kolonisten meestal enkele dagen opsluiting in de strafkamer op de kolonie, met ‘om de andere dag te water en brood’. Tot in 1844 en in 1859 en bijna de hele eeuw door.
Want goedschiks of kwaadschiks, linksom of rechtsom, of het nu begrepen wordt of niet begrepen wordt, beddelakens zijn om tussen te slapen. Punt.
Overzicht van boeken van Wil Schackmann