Cornelis Haasnoot was erbij op 6 juni 1944. Met zijn schip landde hij op de kust van Normandië. Bij deze grootste overzeese operatie ooit vocht een gigantische troepenmacht zich met oorlogstuig aan land. Met als doel Europa te bevrijden van nazi-Duitsland. Als ‘beloning’ kreeg Cornelis kort na D-Day twee maanden gevangenisstraf opgelegd. Voor ziekte bestond geen tijd. Varen was noodzakelijk, leven van minder belang.
Tanker Juliana
De Juliana was zijn achtste schip. In vredestijd zou Cornelis nooit voor deze kleine tanker hebben gekozen, maar in oorlogstijd viel er niets te kiezen. Het was dan ook een gedwongen huwelijk met een onbevallige en bovendien onwelriekende dame.
Inscheping
Op het moment dat Cornelis zich in Glasgow inscheepte trof hem hetzelfde voorgevoel als hij anderhalf jaar eerder had gehad, namelijk dat dit geen gewone konvooireis zou worden. Was het op de Alphard de lading geweest die hem dat vermoeden had gegeven, nu was het vooral de merkwaardige bouw van het schip, die zijn aandacht trok. Het was hem direct opgevallen dat de Juliana ondiep stak en daarom niet zeewaardig genoeg kon zijn voor trans-Atlantische overtochten. De volgende reis zou dus niet naar Amerika voeren.
Van de bemanning hoorde hij al snel dat de Juliana was gebouwd als Lake Tanker voor het vervoer van onder Lake Maracaibo in Venezuela opgepompte ruwe olie naar de offshore raffinaderijen van Shell op Aruba en Curaçao. Ze was eigendom van een dochter van Shell, de Curaçaose Scheepvaart Maatschappij in Willemstad, en zou al in juli 1940 naar Europa zijn gehaald om dienst te doen in de Engelse kustwateren.
Invasie
De Juliana lag intussen een maand op de Clyde voor anker en had Fleet Attendance, wat betekende dat het schip zich met haar bemanning beschikbaar moest houden. Toen zij op 15 mei als invasieschip werd opgenomen in het Liberator Charter en daarmee onder het Britse Ministerie van Transport kwam te vallen, was het voor Cornelis zonneklaar wat er komen ging. Er stond weer een invasie op de rol en haar vlakke bodem maakte de Juliana bijzonder geschikt om dicht onder de wal te kunnen komen of zelfs een landing te maken op de kust.
Hoewel daarvan geen bevestiging werd gegeven, kreeg hij wel te horen dat de Nederlandse regering alle verplichtingen tegenover de bemanning bleef houden. Desondanks ontstond een gevoel van opwinding, eindelijk zou een poging worden gedaan om het vasteland van Europa te bevrijden en hij mocht daaraan deelnemen!
Samenraapsel
In de dagen die volgden groeide het aantal schepen in enorm tempo. Uit het noorden en stroomafwaarts van de Clyde kwamen ze met tientallen tegelijk aangevaren. Cornelis registreerde een bonte verzameling: omgebouwde passagiersschepen met troepen en lichte aanvalsboten die aan de davits hingen, grote landingsschepen, kleinere landingsvaartuigen die tanks, jeeps en vrachtwagens vervoerden, vaartuigen voor het leggen van rookgordijnen en van boeien in de vaargeulen, reddingschepen, amfibische tanks, schepen met raketbatterijen en zelfs kleine drijvende droogdokken.
Ook tal van oorlogsschepen: slagschepen, kruisers, monitors en torpedobootjagers tot kleine onderzeeboten. Het waren er vele malen meer dan anderhalf jaar geleden bij de invasie van Noord-Afrika. Dat was voor Cornelis overduidelijk.
Vertrek
Op 23 mei volgden orders aan alle marineautoriteiten in Engeland zich gereed te houden. Zodra het bevel Carry out operation Neptune binnenkwam, moesten alle konvooien en transporteenheden vertrekken. Elk daarvan zou op een bepaald uur naar een algemene ontmoetingsplaats opstomen, vijftien mijl ten zuiden van het eiland Wight in Het Kanaal, dat de bijnaam Piccadilly Circus kreeg.
Op 4 juni lagen alle schepen en verdere eenheden klaar voor vertrek of waren al onderweg. Die dag was het zulk slecht weer dat Eisenhower besloot de onderneming een etmaal uit te stellen, waarop alle konvooien die al waren vertrokken, voor anker gingen. Aangezien de weerkundigen voor 6 juni tijdelijke opklaringen voorspelden, nam Eisenhower de vijfde juni om 04.00 uur het onherroepelijke besluit dat de invasie de volgende dag zou beginnen.
Oorlogsvloot
Pas toen bleek hoe groot de armada was die voor Operation Neptune werd ingeschakeld. Het was met bijna drie miljoen man de grootste amfibische operatie uit de geschiedenis. Maar liefst 1.213 oorlogsschepen voeren mee. Ruim driekwart hiervan was Brits of Canadees, 16,5% Amerikaans en 4,5% van andere geallieerden, waaronder Nederland met de kanonneerboten Flores en Soemba. Daarnaast een bonte mengeling van bij elkaar 4.126 andere schepen, vaartuigen en speciale eenheden. Weliswaar voerde driekwart hiervan de Britse vlag, maar voor een groot gedeelte waren zij in Amerika gebouwd en uitgerust en op basis van leenpacht aan Engeland afgestaan.
Er voeren ook zeker zestig Nederlandse koopvaardijschepen mee: drie tankers, elf vrachtschepen, tien sleepboten en niet minder dan zesendertig coasters. De laatsten voor het aanleggen van kunstmatige havens en golfbrekers, die enkele dagen na de eerste landingen klaar moesten zijn.
Noordwest-Frankrijk, dat werd het dus, en Cornelis was erbij. Eindelijk zou hij het vaste land van Europa weerzien. Hij kon het zich maar moeilijk voorstellen. Zou hij dan werkelijk binnenkort weer naar Holland kunnen, naar Katwijk, terug naar zijn familie?
Vloedgolf
Cornelis voelde zich heel klein toen de enorme vloot in de nacht, geheel verduisterd, als een vloedgolf naar de kust van Normandië rolde. Zou deze stormvloed de verdedigingswerken overspoelen en de vijand wegvagen of zou de kracht ervan toch nog worden gebroken? Enerzijds vond hij het spannend en meeslepend onderdeel uit te maken van de grootste armada ooit. Anderzijds was het huiveringwekkend, beangstigend en gekmakend te weten dat een spervuur aan bommen, granaten en kogels zeker deel zou uitmaken van een onstuimige ontvangst, waarbij de landingstroepen de eerste klappen zouden opvangen. Als hij niet ziek was geworden zou hij met de Alphard waarschijnlijk ergens op de Indische Oceaan hebben gevaren, realiseerde hij zich.
Even na middernacht waren de vliegtuigen al overgevlogen met parachutisten voor de luchtlandingen achter de kust. Het was de bedoeling dat zij strategische punten veroverden, zoals bruggen en belangrijke gebouwen. Een paar uur later volgden de bommenwerpers die zoveel mogelijk de bunkers en de stellingen van de vijand moesten vernietigen.
Juno Beach
De Juliana voer, volgeladen met brandstof voor de landingsvaartuigen en legervoertuigen, achter de oorlogsschepen, troepenschepen en grote landingsschepen aan naar Juno Beach, een van de drie sectoren van de Eastern Task Force die onder leiding stond van de Engelse schout-bij-nacht Vian. Deze taskforce moest drie divisies van het Britse Tweede Leger en een Canadese divisie aan land zetten in de sectoren Gold, Juno en Sword. De Western Task Force, onder de Amerikaanse schout-bij-nacht Kirk, moest twee divisies van het Amerikaanse Eerste Leger landen in de sectoren Omaha en Utah. Deze lagen ten westen van de Britse sectoren, waarbij Omaha aansloot op Gold. Nog even, en dan zou de hel losbarsten.
Kerker
Cornelis kon van wanhoop wel opvliegen tegen de muren van zijn troosteloze cel. Terneergeslagen zat hij op zijn brits. Hij voelde zich miskend en veracht, bedekt met smaad en hoon. De beelden van de gebeurtenissen van de afgelopen drie maanden trokken als een film aan hem voorbij. Was het maar een film – dit was echt en had bovendien een onthutsende afloop.
Direct na aankomst in Portsmouth was hij samen met enkele maten de wal opgegaan en vervolgens even onder water gebleven. Hij had op 9 juni terug moeten keren aan boord, maar dat was 12 juni geworden.
Tijdens de terugtocht van de Normandische kust had hij zich al behoorlijk ziek gevoeld. Weer had hij last gekregen van zijn galblaas en lever. Het waren dezelfde klachten als waarvoor hij kort voor de invasie een maand opgenomen was geweest in het Joyce Green Hospital in Londen. Hoewel hij zich door zijn maten toch had laten overhalen om te gaan passagieren, had hij zich al snel zo ellendig gevoeld dat hij in een zeemanshuis terecht was gekomen en daar met hoge koorts in bed was gekropen.
Inferno
Bovendien hadden de heftige gebeurtenissen bij de landing op Juno Beach in de vroege morgen van 6 juni hem zeer aangegrepen. Terwijl de schepen de kust naderden, hadden de marine en de luchtmacht een bombardement uitgevoerd en bunkers en stellingen beschoten. Zelfs de zee had gebeefd. Maar de beschietingen leken aanvankelijk weinig uit te richten; de bunkers en de meeste stellingen bleven ongehavend. Wel hadden de Duitsers door het stof en de rook de uit zee optrekkende aanvallers niet goed kunnen zien.
De Juliana kon met haar vlakke bodem niet ver uit de kust voor anker gaan. Van wat zich onder de wal en op het strand afspeelde had Cornelis veel kunnen waarnemen. Steeds weer zag hij daarvan beelden opdoemen. Canadese en Britse soldaten die verdronken doordat hun landingsvaartuigen kapseisden bij de tewaterlating in de ruwe zee of beschadigd raakten door obstakels onder water. De manschappen zaten opgesloten als haringen in een ton. Met hun zware uitrusting was er geen zwemmen aan en waren ze ten onder gegaan. Geen schot hadden ze kunnen lossen.
De op de vaartuigen afgevuurde granaten zorgden eveneens voor een hels toneel: een regen van lichaamsdelen, metaalsplinters en spaanders. Als de amfibievoertuigen het strand al bereikten, werden de onbeschutte manschappen, wadend door het ondiepe water, neergemaaid door mitrailleurvuur en granaten. Het water kleurde rood van het bloed. Daarna kwamen ze alle versperringen en mijnen op het strand tegen. Degenen die het tot zover hadden gehaald, sneuvelden alsnog bij bosjes. Toch was het met behulp van tanks en een urenlange, verbitterde strijd uiteindelijk gelukt de Duitse stellingen één voor één op te ruimen.
Trauma
Al de schokkende ervaringen die Cornelis had opgedaan in de voorgaande jaren leken te culmineren in deze infernale slachting. Dood en verderf waren letterlijk aan hem voorbijgetrokken. De verstikkende beelden van de oorlog op zee waren teruggekomen, alle ellende had hij herbeleefd en de spanning was opnieuw door zijn lijf getrokken. Het had hem naar de keel gegrepen. Steeds weer hoorde hij het geronk van de aanstormende bommenwerpers en de snerpende salvo’s van hun boordmitrailleurs. Telkens klonken de oorverdovende dreunen van bommen en torpedo’s, schoten steekvlammen uit getroffen schepen en flitsten kapotgeschoten lichamen door de lucht.
Onbegrip
Natuurlijk had hij dit alles op 12 juni, bij terugkeer aan boord, verteld aan de kapitein, althans, dat had hij geprobeerd. Maar de ouwe was van de kook, had zich kwaad gemaakt en niet naar hem willen luisteren. Cornelis was afgeblaft. Hij had hem toegebeten dat hij zijn praatjes maar voor zich moest houden.
Cornelis voelde zich als een hond behandeld. Wat had hij misdaan? Hij was ziek! Desondanks had hij gevraagd aan boord te mogen blijven. Maar voor de man stond het vast: er was sprake van ongeoorloofde afwezigheid. Op staande voet was hij ontslagen. Nog dezelfde dag had hij in Portsmouth moeten afmonsteren en zich moeten melden bij de Southampton pool. Bovendien was zijn uitkering ingetrokken, slechts vrije kost kon hij krijgen.
Tot overmaat van ramp had de kapitein op 13 juni ook nog aangifte gedaan bij de officier van justitie. In plaats van naar Southampton was Cornelis naar het Joyce Green Hospital gegaan voor medisch onderzoek. Ondanks dat had hij op 21 juni in Londen bevel gekregen terug te keren naar de pool. Maar dat durfde hij gewoonweg niet aan, zo ziek voelde hij zich. Hij was in de buurt van het ziekenhuis gebleven. Op 28 juni was de leiding van de pool gelukkig tot inkeer gekomen en had aan de officier van justitie gemeld dat hij voor nader onderzoek naar het ziekenhuis moest. Maar daarmee was zijn lijdensweg nog niet ten einde.
Veroordeling
Deze morgen was hij door de Nederlandse rechtbank in Londen wegens ‘weigering aan boord te gaan’ veroordeeld tot twee maanden gevangenisstraf, met onmiddellijke gevangenneming. Hij zou de dag nooit vergeten: 11 augustus 1944.
Vanzelfsprekend had hij tijdens de zitting de rechters alles verteld over zijn ziekte en inzinking. Maar de magistraten hadden meewarig naar hem gekeken. Wat moesten ze met zulke verhalen? Er werd hen iets op de mouw gespeld, leken ze te denken. De verdachte had toch bekend dat hij te laat was teruggekeerd aan boord? Het ging toch om de feiten, om een beoordeling van de daden, zonder aanzien des persoons? Stel je eens voor dat zeelui massaal zouden deserteren.
Wanneer zijn schip geen invasieschip was geweest, zou hij een voorwaardelijke straf hebben gekregen. Dat hij op een invasieschip was gemonsterd, beschouwde de rechtbank als een verzwarende omstandigheid. Het hebben van een blanco strafblad werd evenmin als een verzachtende omstandigheid aangemerkt. De rechtbank had daar in het vonnis wel melding van gemaakt:
Heeft sedert invasie op 6 Ned. schepen dienstgedaan gedurende ongeveer 46 maanden. Geen verdere delicten bekend.
Naar het oordeel van de rechtbank gold voor zijn schip een bijzonder regime, waardoor een bijzondere discipline vereist zou zijn. Zo stond het in het vonnis. Dat hij al die jaren een ijzeren discipline had getoond, dat hij onafgebroken onder de zwaarste omstandigheden had gevaren, dat hij zijn leven in de waagschaal had gesteld voor koningin en vaderland, daar werd geen gewag van gemaakt.
Onrecht
Het maalde maar door zijn hoofd, hij kon het niet loslaten. Hoe durfden ze hem te verwijten dat hij zich moedwillig aan de vaarplicht had willen onttrekken. Waarom had hij zich dan direct bij de kapitein gemeld, nadat hij zich op 12 juni wat beter had gevoeld? Cornelis begreep er niets van. Hadden de uit Nederland voor de vijand gevluchte rechters meegemaakt wat hij had doorstaan? Konden zij zich daar iets bij voorstellen?
Van dit alles kon hij niets terugvinden in het vonnis. Kennelijk moest een voorbeeld worden gesteld met het oog op de afschrikwekkende werking ervan. De rechtbank had, dat was wel duidelijk, geen enkel vooronderzoek gedaan. Had hij maar een raadsman in de arm genomen, spookte het door zijn hoofd.
Piekeren
Buiten op de gang tikte de gevangenisklok tergend traag de seconden weg. Af en toe telde Cornelis mee, elke seconde twee tikken. De uren kropen voorbij. Hij streepte de dagen af in zijn notitieboekje. Ondanks alle gevaren miste hij het varen, de wijdsheid van de zee, het gezelschap van zijn maten. Zouden zijn ouders bericht krijgen van zijn gevangenneming? Wat moesten die daarvan denken? Piekeren was het enige wat hij deed.
Waar was hij in beland? Hij had gekozen voor de koopvaardij en welbewust niet voor de marine. Met één pennenstreek was hij vaarplichtig gemaakt en betrokken geraakt in een strijd op leven en dood. Goddank was hij tot nu toe steeds ontkomen aan de grijpgrage klauwen van de vijand. Hij had zijn leven in de waagschaal gesteld, zijn plicht gedaan, zonder mankeren. Maar met al zijn goeddoen zat hij nu wel in de gevangenis. Hij was uit de brandende oven gered, maar onschuldig in de leeuwenkuil geworpen. Was ziek zijn een misdaad? Hoe kon je dan ongeoorloofd afwezig zijn door ziekte? Was dit de beloning voor zijn jarenlange inzet, voor het riskeren van zijn leven? Ontstentenis was het geweest, geen weigering!
Het lukte Cornelis niet zijn gedachten te stoppen, vooral over de oorlog en wat deze met mensen deed. Wat bezielde de mensheid toch om oorlog te voeren? Was het expansiedrift, godsdienstfanatisme, machtswellust, rassenwaan? Oorlog was strijd, het willen voeren van heerschappij over anderen. Oorlog maakte geesten ziek, denkende wezens veranderden in beesten. Hoe konden Duitsers, Italianen en Japanners hun medemensen afslachten? Waarom was er zoveel haat? Waar kwam dat vandaan? Zou er in de mensheid een behoefte leven om te haten en te vernietigen?
Van 11 augustus 1944 tot 19 september 1944 diende Cornelis de hem opgelegde straf uit. Anderhalve maand en geen twee maanden dus, zoals het vonnis luidde.