Cunera is de eerste vrouwelijke heilige van Nederland. Ze wordt onder meer vereerd als beschermheilige tegen ziekten en ongeluk. Volgens de overlevering was Cunera een prinses die in de vierde eeuw na Christus leefde en werd gedood met een wurgdoek. Haar verering is vooral verbonden met de Utrechtse stad Rhenen, waar de Cunerakerk haar naam draagt.
De legende van Cunera van Rhenen, dat we verderop uit de doeken zullen doen, doet sprookjesachtig aan. Of de heilige daadwerkelijk heeft geleefd is moeilijk vast te stellen. Eeuwen na haar vermeende marteldood, ergens in de elfde eeuw, duikt haar naam pas voor het eerst op in een schriftelijke bron. In een Engels handschrift wordt ze dan genoemd tussen andere Nederlandse heiligen, waaronder Willibrord (658-739).
Volgens de overlevering trok deze bekende missionaris rond het jaar 700 door Rhenen. Inwoners van die stad zouden de “apostel van de Lage Landen” toen uitgebreid hebben verteld over de wonderen die rond Cunera’s graf plaatsvonden. Doven konden er weer horen, mensen genazen van blindheid of kwamen tot leven na de verdrinkingsdood en veel mensen met keelziekten werden bij de laatste rustplaats van de vrome maagd genezen. Ook vonden vele paarden er volgens de lokale bevolking genezing. De inwoners van Rhenen verzochten de missionaris de martelares te erkennen als heilige. Enige tijd later kwam Willibrord aan dat verzoek tegemoet. Hij bepaalde de feestdag van de heilige op 28 oktober, de dag waarop de martelares volgende de overlevering de dood vond. Later werd haar naamdag vastgesteld op 12 juni, de dag Cunera’s verheffing tot heilige.
Vanwege de vele mirakelen die bij het graf van Cunera zouden plaatsvinden, was Rhenen op dat moment al enige tijd een bedevaartsoord. Na de verheffing van de martelares trokken nog veel meer bedevaartgangers naar de stad, wat onder meer leidde tot de bouw van de Cunerakerk. Deze kerk werd rond 1450 voltooid. In de zomermaanden vond in de stad lange tijd een Cuneraweek plaats, met onder meer een grote processie. Bij de Reformatie in 1580 werden de relieken van Cunera in veiligheid gebracht en verspreid over Brabant, Limburg en Utrecht.
De legende
Cunera, volgens de overlevering een prinses afkomstig van de Schotse Orkneyeilanden, vergezelt de heilige Ursula van Keulen in het jaar 337 tijdens een bedevaartstocht naar Rome. Ze is niet de enige die met de heilige meereist. Volgens de overlevering wordt Ursula begeleid door maar liefst elfduizend maagden. Met de meeste van hen loopt het niet goed af. Tijdens de terugreis wordt het gezelschap bij Keulen namelijk overvallen door woeste Hunnen die een bloedbad aanrichten. De maagden worden een voor een gedood. Cunera wordt echter gered, door een man die in de bronnen ‘de koning van de Rijn’ wordt genoemd. Het leven van de heilige Ursula, wordt aanvankelijk ook gespaard, maar als zij kort hierna weigert het bed te delen met Attila de Hun, doodt men haar alsnog.
Cunera is onderwijl door de koning van de Rijn onder zijn mantel weggesmokkeld en belandt uiteindelijk in een kasteel in Rhenen. De diepgelovige prinses kiest daar niet voor een leven in weelde maar besluit zich vooral met geestelijke zaken bezig te houden. Ze vast en bidt veel en stelt haar leven in dienst van de hulp aan de armen. De koning raakt al snel op Cunera gesteld en is zo onder de indruk van haar vroomheid dat hij haar op een dag zelfs de sleutel ‘van al sinen dingen’ schenkt.
Dankzij deze blijk van vertrouwen kan Cunera bij afwezigheid van de vorst macht uitoefenen over diens bezittingen. De vrouw van de koning voelt zich gepasseerd en begint Cunera te haten. Ze laat geen mogelijkheid voorbij gaan om Cunera zwart te maken en hoopt dat de maagd op die manier uit de gunst zal vallen en het kasteel zal verlaten.
Als de koningin op een dag ziet dat Cunera na een maaltijd het overgebleven eten van tafel haalt, zodat ze de restjes aan de armen kan schenken, wendt de jaloerse vrouw zich slinks tot haar man. Ze beschuldigt Cunera van diefstal. De koning roept de maagd hierna bij zich en vraagt haar om te laten zien wat ze onder haar mantel verbergt. Cunera bidt vervolgens tot God waarna het voedsel onder haar mantel verandert in houtsnippers. Zo ontspringt ze de wraak van de koningin. Die laat het er echter niet bij zitten.
Vol haat besluitt de jaloerse vrouw voor eens en altijd met het godvrezende meisje af te rekenen. Als de koning op een dag afwezig is, omdat hij deelneemt aan een jachtpartij, brengt ze met een van haar dienaressen een bezoek aan Cunera. De twee wurgen het meisje vervolgens met een halsdoek en begraven haar in een paardenstal. De koning arriveert korte tijd later weer bij zijn kasteel en vraagt waar Cunera is gebleven. Zijn vrouw probeert hem om de tuin te leiden door te beweren dat het meisje onverwachts door haar familie is opgehaald .
Het bedrog van de koningin komt echter al snel uit. De paarden van de koning weigeren de stal te betreden waar Cunera in allerijl begraven is en ’s avonds vindt een knecht brandende kaarsen in de stal, in de vorm van een kruis. Als de koning van deze vreemde zaken op de hoogte wordt gebracht, geeft hij zijn mannen opdracht de paardenstal te onderzoeken. Zijn manschappen vinden het graf. Het is de koning direct duidelijk wat er is gebeurd. Woedend neemt hij wraak op zijn vrouw. Maar liefst drie dagen laat hij haar martelen. De in ongenade vrouw wordt waanzinnig van de kwellingen. Krankzinnig trekt ze hierna door het land. Omstanders zien hoe de koningin haar haren uittrekt en haar kleren verscheurt terwijl ze onderwijl hard krijst. Volslagen doorgedraaid werpt Cunera’s moordenares zich uiteindelijk van een berg (mogelijk de Grebbeberg, Donderberg of Laarseberg).
De wurgdoek
De koning liet Cunera volgens de legende herbegraven op een heuveltje, dat tegenwoordig bekendstaat als het Cuneraheuveltje. Al snel voltrokken zich rond het graf van de heilige allerlei wonderen. En toen Willibrord het lichaam van de vrouw die hij heilig wilde verklaren drie eeuwen later op liet graven, trof hij een ongeschonden lichaam aan. De doek waarmee zij was gedood bevond zich nog om haar hals en zou hierna als reliek vereerd worden. Willibrord zorgde ervoor dat Cunera in de kerk een waardiger laatste rustplaats kreeg.
Cunera is tegenwoordig beschermheilige van Rhenen en wordt onder meer beschouwd als beschermer van paarden. Eeuwenlang is ze door gelovigen aangeroepen tegen keelaandoeningen en bij veeziekten. De wurgdoek waarmee Cunera zou zijn gedood wordt sinds de veertiende eeuw genoemd als reliek van de heilige. Het koptisch weefsel uit de vierde of vijfde eeuw maakt tegenwoordig tegenwoordig onderdeel uit van de collectie van Museum Catharijneconvent in Utrecht. Het is één van de oudste objecten van het museum. In 1972 werd de doek gerestaureerd. Op het weefsel trof men toen roest- en bloedvlekken aan, waaruit zou blijken dat de sjaal in de loop der eeuwen in de hoop op genezing inderdaad werd aangeraakt.
De heilige Cunera wordt vaak afgebeeld als een adellijke vrouw met een sleutel en een wurgdoek bij zich. Twee attributen die naar de legende verwijzen.
Korte video over de heilige Cunera:
De heilige Veronica en het gelaat van Christus
Bronnen ▼
-https://cuneragilde-rhenen.nl/de-legende-van-cunera/
-https://nl.wikipedia.org/wiki/Cunera_van_Rhenen#Verering
-https://www.youtube.com/watch?v=wFKKpRJKnYQ