Op dinsdag 24 juni 1930 stierf Boris Dynine, assistent op de rubberplantage Lima Poeloeh te Deli, aan diepe steekwonden. De moordenaar was bekend: Djasman, met zijn piso blati, een snel en vlijmscherp mes.
Te Deli (Sumatra) kon je rijk worden, dat wist iedereen in Nederland. Ondernemingen te over, vooral tabak- en rubberplantages. Maar Deli kende ook een angstaanjagend aantal moorden, vooral gepleegd door koelies (arbeiders) op Europeanen. Moorden gepleegd uit woede, uit verzet, uit wanhoop, emoties voortkomend uit het hardvochtige systeem van de poenale sancties. Elke planter kon naar eigen inzicht de koelies straffen. Rechter en beul waren verenigd in dezelfde persoon. De Nederlandse wet stond het toe. Boris Dynine was 28 jaar toen hij het droevige middelpunt werd van een van de geruchtmakende moorden uit de Indische geschiedenis. Wat was er gebeurd?
Koeliemoord
Het Bataviaasch Dagblad van donderdag 26 juni publiceerde een verslag vol details over de moord. Het was pure angstzaaierij. Tussen de regels door stond de boodschap te lezen: hoe gemakkelijk een koelie ging moorden.
Nadat de betrokken koelie zijn latex had ingeleverd, ging hij de emmer wasschen. Hierna keerde hij terug, naderde den assistent van achteren en bracht hem met een piso blati een 13 centimeter diepe steek in den rug toe, waardoor de long geheel doorboord werd; de dood trad bijna onmiddellijk in. Bij nader onderzoek is gebleken dat nog twee minder-diepe steken zijn toegebracht, waarvan er een den lederen gordel van het slachtoffer haarfijn heeft doorgesneden.
De verslagene stond als een beschaafd, hoffelijk en zachtaardig jongmensch bekend. Hij was nog slechts één jaar in Indië, waarvan vier maanden op de onderneming Lima Poeloeh; te voren was hij op de onderneming Mopoli werkzaam geweest. De dader is reeds drie jaar op Lima Poeloeh werkzaam en heeft nog nimmer een perkara gehad. Men meent dat de aanleiding gezocht moet worden in een aanmerking, welke de verslagene een dag tevoren had gemaakt over het feit dat de koelie te laat op het werk was verschenen.”
Alweer een koeliemoord, verzuchtten de Europeanen in de kolonie. En waarom? Een aanmerking over op tijd komen. Aan Boris Dynine kon het niet liggen, die was beschaafd geweest. Dus lag het aan de koelie. Europeanen waren toch weerloos tegen deze mensen, vond men. Dan die arme Boris, nauwelijks een jaar in betrekking. Of was er meer aan de hand?
De pers dook er met grote gretigheid op en de ene krant wist het nog beter dan de andere krant, het Bataviaasch Dagblad voorop.
Was er misschien een perkara (ruzie) om vrouwen geweest? “Volkomen uitgesloten” wist het Bataviaasch Dagblad diezelfde dag nog. Daags erna citeerde de krant gretig uit de Deli Courant dat de moordenaar door Dynine gestompt was, waarvoor geen aanwijzing bestond. Op 30 juni wist de krant dankzij de Sumatra Post dat Dynine prikkelbaar was geweest door circulaires die er met betrekking tot het werk geweest. Ook wist de krant dat de beschuldiging tegen Djasman zwaar was: moord met voorbedachte rade. Inmiddels zou Sjasman twéémaal gestompt zijn en ook tegen de grond geslagen.
De zaak raakte iedereen, dat wil zeggen: iedere Europeaan die zich weerloos voelde ten opzichte van de inheemse bevolking. Europeanen vormden de minderheid. Een kwetsbare positie, waar elke koeliemoord op wees.
Toen Boris Dynine op het kerkhof te Tebing-Tinggi begraven werd, geschiedde dat onder grote belangstelling: zowat alle planters waren aanwezig, ambtenaren van het Binnenlandse bestuur, arbeidsinspecteurs. Er waren zeer veel rouwkransen. Daarna barstte de pers pas goed los.
Wraak
De aanhoudende stroom van kleine en grote publicaties richtte zich meer en meer op het werkelijke probleem: de werk- en levensomstandigheden van de koelies in Deli (en daarbuiten), die in de slechtste gevallen veel weg had van een soort slavernij. Wat te doen? Strenger straffen? Of humaner worden? Slapper, vonden anderen dat.
De Indische courant publiceert op 9 juli een groot epistel waarin op koloniale wijze gepleit werd de koelies met meer respect te behandelen. De termen van het pleidooi laten goed zien hoe er anno 1930 naar koelies gekeken werd. Enkele citaten:
Ik wil van mezelf ook ronduit bekennen, dat, wanneer ik lees van een koelie, die een Europeeschen assistent besluipt en hem aanvalt, onverhoeds met een zoo scherpen piso blati, dat de steek door een lederen riem heengaat en nog diep in het lichaam dringt, ik ook in me voel opkomen een verlangen naar een ondefinieerbare wraak.
[…]
De koelie is een mensch, Europeanen en Oosterlingen, die met koelies werken; de koelie is een mensch! Het valt wel eens moeilijk in het primitieve, smerige, brutale, domme, luie, spilzieke, aan spel verslaafde wezen, dat in lompen gekleed staat te sabotteeren of te luilakken, den mensch te ontdekken. Maar desalniettemin: de koelie is een mensch! Ge behoeft niet bang voor hem te zijn, ge behoeft hem niet met fluweelen handschoenen aan te pakken, ge behoeft niet sobat-kras met hem te spelen, ge behoeft hem niet aan uw disch te nooden, ge behoeft hem niet achterna te loopen met weldaden, maar ge moet hem behandelen als een mensch.
Het was een opvatting die de conservatieve krachten in de kolonie tegenstond. De koelie een mens? Als eh… iemand die net zoveel mens was als de Europeaan? Liever zagen de conservatieven een koelie die moest blijven waar hij was: onder de poenale sanctie, gehoorzaam in alle opzichten.
Gratie
Djasman werd veroordeeld tot de doodstraf. Dat verraste niemand, het was de gebruikelijke straf voor moord. Wel verrassend was dat Djasman bij monde van zijn advocaat protest aantekende. Het was een teken des tijds dat hij gehoord werd. Op 20 december 1930 schreef de Sumatra Post dat de Gouverneur-Generaal gratie aan Djasman had verleend; de doodstraf werd omgezet in levenslang.
In 1931 werd de poenale sanctie officieel afgeschaft.
Maar de koeliemoorden gingen door.
Nog heel lang.
Meer artikelen uit deze rubriek
Boeken over Nederlands-Indië