Voor Indië was hij een baken, hij bood houvast te midden van de groeiende oorlogsdreiging. Legercommandant G.J. Berenschot was charismatisch, intelligent en een internationaal gerespecteerde gesprekspartner. Zijn troepen vertrouwden op hem. Berenschot kon niet gemist worden.
In juli 1950 kwam een einde aan het KNIL. Het beroepsleger in Nederlands-Indië werd opgeheven. De ontbinding ervan was een ongekend grote operatie: duizenden militairen moesten elders ondergebracht worden, besluiten dienden genomen te worden over vliegvelden, kanonnen en ander materieel.
Het is juni 1927. Het detachement Van Heutsz toert door Nederland. Wekenlang is er een charme-offensief. En met succes: overal worden de KNIL-militairen ontvangen, tot aan het hof toe.
Op 7 mei 1940 ontving de Koninklijke Militaire Academie (KMA) een kort en dreigend telegram. Twee woorden slechts: ‘Verloven intrekken’. Hiermee begon de oorlogstijd voor de KMA. Na de sluiting in juli 1940 door de nazi’s herrees de KMA in Nederlands-Indië, in Bandoeng.
Frits van Daalen hield zich strak aan regels en reglementen, en schreef ze zelf ook. Hij bezat ambitie, durfde verder te gaan dan menig ander en bereikte hoge posten. Lange tijd werd hij bewonderd vanwege zijn militaire expeditie in 1904, waar hij gebruik maakte van wat nu extreem militair geweld heet. Toen lag dat anders.
Hij is een van de meest omstreden militairen uit de Nederlandse geschiedenis, maar tijdens zijn carrière als militair en bestuurder klonk er vooral lof.
Generaal Karel van der Heijden. Een self made man, dus zonder opleiding van de Koninklijke Militaire Academie. De eerste militaire en civiele gouverneur van Atjeh, met hem werd dus het koloniale gezag daar officieel gevestigd. Toch leidde het tot knallende ruzies.
Terwijl de Atjehoorlog voortwoedde en Nederland, alle verwachtingen ten spijt, nog altijd niet gewonnen had, kwam er in 1900 een nieuw probleem bij. Dat meldde de arts L.J. Eilerts de Haan, werkzaam in het ziekenhuis aldaar. In verschillende artikelen beschreef hij dat er uit ziekenhuizen voeding werd gestolen.
In 1913 ging er een schok door militair Indië. De alom geliefde overste Scheepens, commandant van het 14de bataljon, was door een Atjeher aangevallen en zwaar gewond geraakt. Iedereen wist wat dit betekende. Ten eerste: de Atjeh-oorlog was dus helemaal niet gewonnen. Ten tweede: het koloniaal gezag stond op het spel.
In 1904 leidde Frits van Daalen (1863-1930) een tocht door het hart van Atjeh, door de Gajo-, Batak, en Alaslanden. In militaire kringen klonk er lof, in de Haagse regeringskringen was er kritiek.
Passagiers keken uit naar de aankomst in de haven, eindelijk aan de wal. Op 30 december 1930, aan het einde van dat jaar, nam één van de passagiers een ander besluit.
Op donderdag 22 oktober 1936 bekende Djasimin de moord op een jonge vrouw, preciezer gezegd, hij bekende de lustmoord. Binnen een week was hij gepakt.
Op 28 september 1925 ontmoette de heer Birkenveld op een treinstation te Sigli, gelegen in Atjeh nabij Kota Radja, een zeer scherp mes dat zijn lichaam doorboorde. Enkele dagen later riepen de kranten dat er wederom een Atjehmoord was gepleegd. Hield het dan nooit op?
Op vrijdag 23 augustus 1918 schreven de Indische kranten over een dessa-drama. De heer Van Amerongen was achtereenvolgens uitgescholden, gestenigd, gestoken en vervolgens gestorven. Reden genoeg voor ontzetting, maar de koloniale kranten reageerden merkwaardig laconiek. Hoe kon dat?
Op vrijdag 24 juni 1932 kwam eindelijk de ontknoping van de moordzaak aan de Prinsenlaan te Batavia. Maanden lang hadden de getuigenverklaringen aangesleept.
Op 23 mei 1885 werd het gezellig samenzijn in de sociëteit van Djambi (Midden-Sumatra) ruw verstoord. Twee inheemse mannen drongen binnen om daar dood en verderf te zaaien. Het gouvernement begreep dat er nu opgetreden moest worden, want kon men zoiets onbestraft laten?
Op woensdag 30 april 1930 werd te Koeta-Radja (Atjeh) onder grote belangstelling de heer Gutmann begraven. Hij was doodgestoken door de Chinese dwangarbeider Gho Lim Koei: een mes in de rug, een mes in de maag. De bloedingen waren niet meer te stelpen.
Op zaterdag 26 maart 1938 nam een Soendanees genaamd Anam een gaspijp in de hand en sloeg de 39-jarige A.C.R. Weise met één krachtige slag morsdood. Daarna ging Anam weer slapen. Plaats van handeling: het Provinciale Ziekenhuis in Garoet.
Op 24 februari 1934 kreeg veelvoudig moordenaar Saleh Soekoe Petapang zes jaren gevangenisstraf opgelegd. Hij had bloedige taferelen achtergelaten in een autobus. Wie het hele verhaal kende, voelde ondanks de bewezen feiten vooral mededogen.
Op donderdag 30 januari 1913 begon eindelijk het proces tegen de Indische man J.C. Ztauk. De aanklacht: moord. Maar wat Indië liever wilde weten wat of Ztauk krankzinnig was of niet. Hoe zat dat?
Op 27 december 1916, even na negen uur ‘s morgens, zette Midan zijn mes in het hart van mevrouw J.L. Maitimo-Kruuk. Het mes brak af.