Een opvallend verhaal uit het Oude Testament maakt melding van een sprekende ezelin. Het dier krijgt het spraakvermogen van God om zich verbaal te kunnen verweren tegen de ziener Bileam die haar daarvoor drie keer heeft geslagen. De geschiedenis van de ezel van Bileam is opgetekend in Numeri 22.
De waarzegger Petor wordt op een dag benaderd door Balak, de koning van de Moabieten. Deze koning is bang voor de Israëlieten die na hun uittocht uit Egypte en tocht door de woestijn in de buurt van zijn koninkrijk zijn aangekomen. Balak is bang dat de Israëlieten zijn land zullen verwoesten en stuurt daarom boodschappers naar Bileam.
Ze moesten hem ontbieden met deze woorden: ‘Er is een volk uit Egypte gekomen, dat overal in mijn land is neergestreken. Ze zijn hier vlakbij gelegerd. Dat volk is te sterk voor mij. Kom daarom hierheen om het voor mij te vervloeken. Misschien kan ik het dan verslaan en het uit mijn land verjagen. Immers, wie door u wordt gezegend is gezegend, en wie door u wordt vervloekt is vervloekt.’ Numeri 22:5b-7 (NBG)
Tweede bezoek
Bileam vraagt een nacht bedenktijd. In die nacht verschijnt God aan de ziener en drukt hem op het hart niet met de mannen mee te gaan, omdat hij het volk Israël al heeft gezegend, waardoor het niet vervloekt kan worden. De volgende ochtend laat Bileam de gezanten weten niet met hen mee te gaan.
Koning Balak laat dit niet op zich zitten en besluit nogmaals boodschappers naar Bileam te sturen, met hetzelfde verzoek. De ziener geeft de koninklijke gezanten nogmaals nul op rekest en laat weten dat hij niets kan doen wat tegen de wil van God ingaat. Bileam vraagt de mannen een nacht te blijven, zodat hij God in de tussentijd nog wel om zijn oordeel kan vragen. God bezoekt de ziener dan opnieuw. Ditmaal laat Hij weten dat Bileam toch maar met de mannen mee moet gaan. Wel drukt hij de waarzegger op het hart onderwijl alleen dat te doen wat Hij hem opdraagt.
De volgende dag stapt Bileam op een ezelin en sluit zich aan bij het reisgezelschap. Als de mannen enige tijd onderweg zijn, wordt God boos en laat Hij een engel met getrokken zwaard de ezel de weg versperren. De ezelin is de enige die de engel ziet. Geschrokken verlaat het dier het pad en vlucht het veld in. Bileam slaat de ezel dan, in een poging het dier weer terug te krijgen naar de weg. Opnieuw belet een engel hierna de ezel echter de weg. Uit angst voor de engel drukt de ezel zich nu tegen een muur waardoor een voet van Bileam bekneld raakt. Bileam geeft de ezel er nogmaals van langs. De problemen zijn dan nog steeds niet voorbij. Korte tijd later belet de engel, die iets verderop is gaan staan, de ezelin namelijk opnieuw de doorgang. Het dier gaat dan op het pad liggen, terwijl Bileam nog op haar rug zit. Bileam is woedend en begint het dier af te ranselen met een stok.
Toen liet de Heer de ezelin spreken. Ze vroeg Bileam: ‘wat heb ik u misdaan, dat u me nu al drie keer geslagen hebt?’ ‘Je drijft de spot met me’, zei Bileam. ‘Als ik een zwaard bij me had, dan had ik je allang gedood.’ De ezelin vroeg Bileam: ‘Ben ik niet de ezelin waarop u al uw hele leven rijdt? Heb ik mij soms eerder zo gedragen?’ ‘Nee’, antwoordde hij.Numeri 22:28-31 – NBG
Dan gaan de ogen van Bileam open en ziet ook hij de engel op het pad staan. De engel vraagt Bileam ook waarom hij de ezelin geslagen heeft en legt uit dat hij Bileam had moeten doden als het dier was doorgelopen. Feitelijk heeft de ziener zijn leven dus aan de ezelin te danken. De engel zegt verder dat hij gekomen is om Bileam tegen te houden omdat de weg die hij gaat naar de afgrond leidt. Kort hierna krijgt Bileam opdracht de reis toch te vervolgen. Maar hij mag alleen zeggen wat de engel hem opdraagt.
Aangekomen bij koning Balak wordt Bileam meegenomen naar een hooggelegen plaats vanwaar een deel van het Israëlische volk te zien is. Balak brengt verschillende offers en hoopt dat Bileam de Israëlieten hierna zal vervloeken. In plaats daarvan legt God hem woorden in de mond waarmee de zegening van het Israëlische volk opnieuw wordt bevestigd.