Voor Jan Wagenaar, de productieve achttiende-eeuwse Amsterdamse geschiedschrijver, kende de Nederlandse geschiedenis amper geheimen. In zijn meerdelige Vaderlandsche historie (1749-1759) presenteerde hij deze geschiedenis als het verhaal van belaagde en behouden vrijheid, inclusief integere helden als Johan de Witt en overduidelijke schurken als Maurits en Willem II. Het was zijn partijdige samenvatting van wat later in de schoolboekjes als de tegenstelling tussen Staatsgezinden en Oranjegezinden bekend is komen te staan.
Die versimpeling heeft tot nogal wat misverstanden geleid. Een daarvan is dat de Oranjegezinden eigenlijk geen echte republikeinen waren. Niets is minder waar. Neem bijvoorbeeld Elie Luzac, de gedreven polemist die in de tweede helft van de achttiende eeuw uitgroeide tot de belangrijkste verdediger van het stadhouderschap. Hij had geen goed woord over voor de stedelijke regenten:
‘De zulken zyn geen Vaders, geen Besorgers, geen Berader, van den Burgerstaat; geen Staatsmannen waerdig den plaats van den Almagtigen hier op Aarde te bekleeden’.
Die rol kon slechts door een Oranje-stadhouder worden vervuld, simpelweg omdat het stadhouderschap nu eenmaal de ‘ziel’ van het staatsbestel van de Republiek vormde en de Oranjes onlosmakelijk verbonden waren met de Nederlandse geschiedenis. Hun stadhouderschap behoorde tot de natuurlijke orde, tot de aloude ongeschreven constitutie van de landen.
‘Niets leeft’er, niets is’er, niets roert’er, dat ons niet toeroept dat’er in een Burgerstaat een Hoofd moet zyn, gelyk’er een grondbeginsel tot alles is’.
Een Oranje-stadhouder kon dan ook geen bedreiging van de burgerlijke vrijheid zijn, zoals mensen als Wagenaar beweerden. De enige vrijheid die hij bedreigde was die van de stedelijke regenten om te doen wat zij wilden doen.
Maar dat betekende nog niet dat Luzac de Oranjes graag in de positie van monarch zag. Net als zijn ‘staatsgezinde’ tegenstanders was Luzac ervan overtuigd dat alleen de republikeinse staatsvorm geschikt was voor de Zeven Provinciën. Het ging er echter om wat het betekende om een vrijgeboren republikein te zijn en hoe de vrijheid van de burgers het best kon worden gegarandeerd. En daar dacht Luzac anders over dan zijn tegenstanders, eerst Wagenaar en later de patriotten.
Die republikeinse oriëntatie maakte zijn standpunten niet minder controversieel. Lang had de roep om een stadhouder een belofte van een betere toekomst ingehouden. Maar dat kon in Luzacs tijd steeds moeilijker worden vol gehouden na het slappe optreden van Willem IV en gedurende het weinig gelukkige regime van Willem V. Steeds meer burgers keerden zich af van Oranje. Luzac kon dus rekenen op heftige inhoudelijke reacties, ordinaire scheldpartijen en felle persoonlijke aanvallen. Wie de recente verwildering van de politieke zeden als on-Nederlands afdoet, moet zich maar eens in deze achttiende-eeuwse debatten verdiepen. Maar goed, toen ging het ook echt ergens over.
~ Paul Knevel, Geschiedenis Magazine
Dit artikel is afkomstig uit Geschiedenis Magazine