Dark
Light

De geboorte van de Oekraïense Volksrepubliek (1917)

De poorten van Europa – Serkhii Plokhy
12 minuten leestijd
Ansichtkaart uit de Oekraïense Volksrepubliek met een fragment uit het volkslied en groep mannen met geelblauwe vlag, die zich verdedigt tegen een Russische tweekoppige adelaar, 1917
Ansichtkaart uit de Oekraïense Volksrepubliek met een fragment uit het volkslied en groep mannen met geelblauwe vlag, die zich verdedigt tegen een Russische tweekoppige adelaar, 1917

De geboorte van een natie

Er vielen slechts twee schoten in Sarajevo, op de ochtend van de achtentwintigste juni 1914. Met het eerste schot verwondde de negentienjarige student Gavrilo Princip aartshertog Frans Ferdinand van Oostenrijk. Het tweede schot trof hertogin Sophie, echtgenote van de aartshertog. Ze zouden beiden die ochtend nog overlijden, maar deze aanslag had uiteindelijk veel grotere gevolgen: de schoten die Princip afvuurde met zijn browning vormden feitelijk het startschot voor de Eerste Wereldoorlog.

Gavrilo Princip, lid van een Servische nationalistische organisatie, haatte de Habsburgers en droomde van een vrije en onafhankelijke Joegoslavische staat op de Balkan. De Oostenrijks-Hongaarse regering had echter andere dromen en wilde het keizerrijk in stand houden. De moordaanslag op de aartshertog werd gebruikt als aanleiding voor een oorlogsverklaring aan Servië, dat gestraft moest worden voor het aanwakkeren van het Slavisch nationalisme binnen de grenzen van het Habsburgse Rijk. Rusland schoot Servië te hulp en kreeg steun van Engeland en Frankrijk, terwijl Duitsland zich verbond met Oostenrijk-Hongarije. Begin augustus was vrijwel heel Europa bij de oorlog betrokken. De Eerste Wereldoorlog zou uiteindelijk het leven kosten aan 18 miljoen militairen en burgers, terwijl meer dan 22 miljoen mensen gewond raakten.

De auto waarin Frans Ferdinand zat tijdens de aanslag
De auto waarin Frans Ferdinand zat tijdens de aanslag, tegenwoordig te bekijken in het Museum voor Militaire Geschiedenis in Wenen (CC BY-SA 3.0 – Alexf – wiki)

Nog steeds redetwisten geschiedkundigen over de diepere oorzaken van de eerste totale oorlog in de geschiedenis van de mensheid. Vaak wordt dan verwezen naar de militaire tweedeling met aan de ene kant de Triple Entente van Engeland, Frankrijk en Rusland, en anderzijds de Triple Alliantie van de asmogendheden Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië (dat later zou worden vervangen door het Ottomaanse Rijk). Vladimir Lenin benadrukte het feit dat de strijd tussen de grootmachten vooral ging om de controle over markten en grondstoffen. Andere factoren waren de opkomst van de massapolitiek in Europa, naast militaire overwegingen als een snelle mobilisatie en het voordeel om als eerste te kunnen toeslaan. Al deze factoren werkten het conflict inderdaad in de hand, en zorgden ervoor dat de strijdende partijen pas na vier lange en bloedige jaren een vredesverdrag wisten te sluiten.

Als we ons in de achterliggende oorzaken willen verdiepen, is het belangrijk dat we niet uit het oog verliezen waarom Princip die fatale schoten in Sarajevo afvuurde en waarom Oostenrijk-Hongarije besloot de oorlog te verklaren. De oorzaak was gelegen in het steeds agressiever wordende nationalisme tegenover de zich in snel tempo voltrekkende verzwakking van de multi-etnische keizerrijken. De schade die ze opliepen in deze door een nationalistische activist veroorzaakte oorlog was enorm. De grote verliezers waren niet alleen Oostenrijk-Hongarije, maar ook het Ottomaanse en Russische Rijk. Het Habsburgse Rijk viel volledig uiteen, terwijl de laatste twee hun monarchie en diverse gebieden verloren en uiteindelijk in een andere staatsvorm zouden voortbestaan. Tot de overwinnaars behoorden de talrijke nationale bewegingen die een nieuwe staat bouwden op de puinhopen van de voorheen onoverwinnelijke keizerlijke giganten.

Oekraïne kon bepaald niet tot de winnaars worden gerekend, maar was wel een van de naties die dankzij de oorlog een eigen staat wisten te creëren.

In de eerste maanden en zelfs jaren leek de oorlog weinig goeds te betekenen voor de nationalistische aspiraties van etnische minderheden. Heersende dynastieën en keizerlijke grootmachten ontvingen nu volop steun, en de Russische regering profiteerde daarvan door nog meer beperkingen op te leggen aan de activiteiten van oekraïnofiele organisaties. Oekraïense activisten, door overheidsfunctionarissen vaak aangeduid als ‘Mazepisten’, een verwijzing naar de achttiende-eeuwse hetman die samen met Zweden tegen Rusland had gestreden, werden nu als potentiële agenten van de Habsburgers aangemerkt.

Kozakkenhetman Ivan Mazepa
Kozakkenhetman Ivan Mazepa
Ondanks allerlei loyaliteitsverklaringen werden Oekraïense organisaties ontbonden, met inbegrip van de Prosvita-genootschappen. Ook kwam er een verbod op de nog overgebleven Oekraïense publicaties, zoals het dagblad Rada, het laatste restant van de progressieve periode die was ingeluid door de revolutie van 1905. De hoop van de Oekraïense leiders die de oorlog hadden gezien als een kans op een verenigd en autonoom Oekraïne binnen de Russische staat vervloog daarmee. De Oekraïense progressieven verklaarden zich neutraal en weigerden een van beide strijdende partijen te steunen. Links-radicalen hoopten nu dat het Russische Rijk met steun van Oostenrijk kon worden verslagen.

Aanvankelijk boekten de keizerlijke Russische legereenheden grote successen op het slagveld. In het noorden rukten Russische troepen op tot in Pruisen en in het zuiden tot in Galicië en Boekovina. Begin september namen ze Lviv in en aan het eind van het jaar beheersten ze ook de bergpassen van de Karpaten en drongen ze Transkarpatië binnen. De nieuwe beperkingen voor Oekraïense organisaties binnen het keizerrijk lokten aanvallen op Oekraïense activisten in Oostenrijk-Hongarije uit. De Russische bezetting van Galicië en Boekovina duurde tot mei 1915, lang genoeg om duidelijk te maken wat het keizerrijk van de Romanovs in petto had voor de Habsburgse Oekraïners. De bezettingsmacht zette vol in op de hereniging en bevrijding van de pan-Russische natie, waardoor de voorheen gemarginaliseerde russofielen weer een centrale plaats in de Galicische politiek wisten te veroveren. Op de lokale scholen werd nu onderwijs gegeven in het Russisch in plaats van het Oekraïens, terwijl de Oostenrijkse en Joodse benaming Lemberg (Lwów in het Pools, Lviv in het Oekraïens) werd vervangen door de Russische naam Lvov.

Terwijl de russofielen werden gesteund door de Russen, openden de Oostenrijkers meteen na het uitbreken van de oorlog een heksenjacht op deze groep. Op 4 september 1914 werden de eerste russofiele activisten bijeengedreven op een veld in het kamp Thalerhof, in de buurt van Graz in de Steiermark. Weldra werden nog eens duizenden russofielen en hun families opgepakt. Soms betrof het leidende figuren in de gemeenschap, zoals priesters, leerkrachten en hooggeschoolden, maar meestal waren het eenvoudige boeren. In de loop van de oorlog werden zo bijna 20.000 mensen gevangengezet in Thalerhof, dat berucht zou worden als een van de eerste concentratiekampen in Europa. Bijna 3000 gevangenen bezweken er aan koude of ziekte.

Concentratiekamp Thalerhof
Concentratiekamp Thalerhof, opgericht door Oostenrijk-Hongarije voor de internering van ‘russofielen’ in Oekraïne, ca. 1917

Tegenwoordig herinnert slechts de naam van een weg in de buurt van vliegveld Graz – Lagerstraße, oftewel Kampstraat – aan het tragische lot van de russofielen van Galicië en Boekovina. Anderen werden gedeporteerd naar het gevangenenkamp Theresienstadt (Terezín), een vestingstad in het huidige Tsjechië, en tot de eerste gevangenen daar behoorde Gavrilo Princip. Eind april 1918 stierf hij aan tuberculose, iets meer dan een half jaar voordat er een einde kwam aan de oorlog die hij mede had veroorzaakt. In Canada werden bijna 4000 Oekraïners geïnterneerd, terwijl nog eens 80.000 van hun landgenoten zich regelmatig bij de politie moesten melden, als ‘vreemdelingen met een vijandelijke nationaliteit’. Die nationaliteit werd aangemerkt als ‘Oostenrijks’, aangezien ze allen recent uit Oostenrijk-Hongarije waren geëmigreerd.

Galicië (oranje) op een kaart uit 1836
Galicië (oranje) op een kaart uit 1836
In tegenstelling tot de russofielen verklaarden de leiders van de Oekraïense beweging in Oostenrijk-Hongarije hun trouw aan de monarchie. In dat opzicht volgden ze het voorbeeld van het grootste deel van hun boerenachterban, van wie het lievelingslied in de jaren voorafgaand aan de oorlog ging over keizerin Sissi (Elizabeth). Deze echtgenote van keizer Frans Jozef was in 1898 door een Italiaanse anarchist vermoord. In het lied wordt Elizabeth aangesproken als ‘onze vrouwe’ en Frans Jozef als ‘onze vader’. Aan het begin van de oorlog richtten de Oekraïense activisten een Oekraïense Hoge Raad op, een naam die verwijst naar de Roetheense Hoge Raad uit het revolutiejaar 1848. Deze raad bracht de eerste Oekraïense militaire eenheid binnen het Oostenrijkse leger bijeen. Uit 10.000 vrijwilligers vormden de autoriteiten een korps van 2500 militairen onder de naam Sitsj-Schutters. Deze naam verwees uiteraard naar de Zaporozje-Sitsj en de Dnipro-Kozakken, en moest uiting geven aan de zuiver Oekraïense identiteit en ambities van de Galicische vrijwilligers.

Dmytro Dontsov
Dmytro Dontsov
De politieke agenda van de Oekraïense politici in Oostenrijk-Hongarije bevatte twee hoofdpunten: Galicië moest worden opgedeeld, waarbij het Oekraïense deel autonoom werd en zich als onafhankelijke staat losmaakte van het Russische deel van Oekraïne. Om het tweede doel te bereiken traden de Oostenrijks-Hongaarse Oekraïners niet alleen toe tot het keizerlijke leger maar trachtten ze ook Oekraïners te maken van de Klein-Russen onder de Russische krijgsgevangenen. Een leidende rol daarbij werd vervuld door de Unie voor de Bevrijding van Oekraïne, opgericht in Wenen maar hoofdzakelijk bestaand uit emigranten uit Dnipro-Oekraïne, die immers wisten hoe ze hun eigen volk moesten aanspreken. Een van hen was Dmytro Dontsov, die afkomstig was uit het zuiden van Oekraïne en de grondlegger zou worden van het radicale Oekraïense nationalisme van de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw.

Aan het eind van het voorjaar en het begin van de zomer van 1915 slaagden de Oostenrijkers er met een gezamenlijk Duits-Oostenrijks offensief in om het grootste deel van Galicië en Boekovina te heroveren. Gevolg was dat de regio volledig werd gezuiverd van russofielen, die zich samen met het Russische leger oostwaarts terugtrokken.

‘Ze trokken weg met hun hele hebben en houden, aangevoerd door de dorpsoudsten en gevolgd door hun paarden, koeien en alle kostbaarheden die ze bijeen hadden weten te graaien,’

…zo beschreef de krant Kievskaja mysl’ (Kyivse Gedachte) de uittocht van de russofielen. De meeste vluchtelingen kwamen uiteindelijk terecht in Rostov en de zuidelijke Don-regio langs de Russisch-Oekraïense etnische grens. Dit zou het afsluitende hoofdstuk vormen in de geschiedenis van de russofiele beweging als politieke factor van betekenis: de russofielen die aan Thalerhof hadden weten te ontkomen trokken nu weg naar Rusland. In het voorjaar en de zomer van 1916 startte het Russische leger, onder aanvoering van de getalenteerde generaal Aleksej Broesilov, een groot offensief waarbij Wolynië, Boekovina en delen van Galicië werden heroverd. Het zou echter de laatste opleving zijn van een keizerrijk dat de economische en militaire uitputting nabij was. Het Groot-Russische ideaal zou al snel onder druk komen te staan, niet alleen in Oostenrijks-Oekraïne maar ook in het rijk van de Romanovs zelf.

Nicolaas II na zijn abdicatie, zomer 1917
Nicolaas II na zijn abdicatie, zomer 1917
Begin maart 1917 kwam er een einde aan de Romanov-dynastie, al bleef het keizerrijk zelf nog even bestaan. In de voorgaande maand hadden voedseltekorten in Petrograd (zoals Sint-Petersburg tijdens de oorlog werd genoemd) geleid tot arbeidersstakingen en muiterijen binnen het leger. De leiders van de Doema wisten tsaar Nicolaas II, die mentaal uitgeput was na jaren van oorlog, te overreden om troonsafstand te doen.

Hij wilde de kroon overdragen aan zijn broer, die echter voor de eer bedankte. De leiders van de Doema hadden voorspeld dat zijn troonsbestijging tot een nieuwe revolutie zou leiden. En zo was het gedaan met de dynastie, na straatprotesten, opstanden binnen het leger en slim optreden van de voorheen loyale Doema. De leiders van de Doema vormden nu een voorlopige regering, die onder meer tot taak had verkiezingen uit te schrijven voor een grondwetgevende vergadering die over de toekomst van de Russische staat moest beslissen.

De strijdvaardige leiders van de Oekraïense organisaties werden volledig verrast door deze gebeurtenissen, die de geschiedenis zouden ingaan als de Februarirevolutie. Mychajlo Hroesjevsky, een centrale figuur in de Oekraïense nationale beweging van Galicië en tijdens de revolutie van 1905 in Dnipro-Oekraïne, was bezig met een artikel in de openbare bibliotheek van Moskou toen hij buiten rumoer hoorde. Uit navraag bij de bibliothecaris bleek dat er een revolutie gaande was. Moskovieten stroomden richting het Kremlin om dit symbool van de Russische natie te bestormen.

Mychajlo Hroesjevsky
Mychajlo Hroesjevsky
In Kyiv vormden vertegenwoordigers van Oekraïense politieke en culturele organisaties begin maart een coördinerend lichaam dat ze de Centrale Rada noemden. Hroesjevsky werd tot hoofd benoemd, en naar zijn komst in Kyiv werd reikhalzend uitgekeken. Bij aankomst verklaarde hij zich solidair met de jonge generatie Oekraïense activisten, overwegend studenten en academici van in de twintig.

Maar weinig voormalige collega’s van Hroesjevsky uit de gematigde vleugel van de Oekraïense beweging (die nu Genootschap van Oekraïense Progressieven heette) waren bereid zich aan te sluiten bij de jonge revolutionairen: ze hadden de omwenteling van 1905 meegemaakt en wisten dat reactionaire krachten vaak aan het langste eind trekken. In ruil voor trouw aan het regime vroegen ze om concessies op cultureel gebied, met als hoogste prioriteit de invoering van het Oekraïens als taal waarin onderwijs werd gegeven. Hroesjevsky zag het anders: hij vond dat het niet langer tijd was voor onderwijshervormingen maar dat Oekraïne territoriale zelfstandigheid moest eisen binnen een hervormde democratische Russische staat. Menig veteraan van de Oekraïense beweging vond dit te ver gaan en beschouwde deze eis zelfs als volslagen onrealistisch, in het licht van de problematische geschiedenis van de betrekkingen tussen Oekraïne en de keizerlijke overheid. Hroesjevsky en zijn jonge, enthousiaste achterban zetten echter door.

In maart begonnen ze met hun activiteiten vanuit een kamer in de kelder van het Pedagogisch Museum in het centrum van Kyiv. Als bestuursvorm van een autonoom Oekraïne kozen ze voor een Algemeen Secretariaat, dat onder leiding stond van Volodymyr Vynnytsjenko, een vooraanstaand modernistisch schrijver. Vynnytsjenko schreef in zowel het Oekraïens als het Russisch en was de eerste Oekraïner sinds Nikolaj Gogol wiens werk overal in Rusland werd gelezen. De nieuwe regering maakte aanspraak op een groot deel van de huidige Oekraïne, met inbegrip van de keizerlijke gouvernementen Kyiv, Podolië, Wolynië, Tsjernihiv en Poltava. In juli volgde erkenning als regionale regering van Oekraïne door de Voorlopige Regering in Petrograd.

Proclamatie van de Oekraïense autonomie, juni 1917
Proclamatie van de Oekraïense autonomie, juni 1917

Hoe kregen ze dat voor elkaar? Hoe kon het dat de Oekraïense gedachte, die na de revolutie van 1905 was gemarginaliseerd, zich zo glorieus kon manifesteren? Hoe hadden ze de toekomstvisioenen die werden uitgedragen door Russische progressieven en sociaaldemocraten, en door voorvechters van het Groot-Russische nationalisme, de ‘ware Russische’ patriotten, weten te verdringen? In de revolutionaire geest van de tijd bleek de ideologische mix van progressief nationalisme en socialisme die de jonge leiders van de Rada voorstonden tot de verbeelding te spreken. Activisten zagen de territoriale autonomie van Oekraïne waar de Oekraïense partijen naar streefden als enige manier om af te rekenen met de stortvloed van militaire, economische en maatschappelijke problemen die het land teisterden. De Centrale Rada leek de enige organisatie te zijn die tegemoet kon komen aan de twee belangrijkste eisen van dat moment: land en vrede.

De Rada werd massaal gesteund door de soldaten, die zo snel mogelijk een eind aan de oorlog wilden. Terwijl de voorlopige regering in Petrograd zich voorbereidde op een nieuw offensief aan het oostfront en de soldaten smeekte om tot het bittere eind door te vechten met de Britse en Franse troepen, beloofde de Centrale Rada vrede. Heel Oekraïne had zijn hoop nu op hen gevestigd, want de oorlog had er zwaar huisgehouden. De ‘geoekraïniseerde’ legereenheden zwoeren nu trouw aan de Rada. Deze eenheden waren samengesteld uit rekruten, in totaal bijna 300.000, afkomstig uit de Oekraïense provincies, die in de loop van 1917 naar de Oekraïense frontsector waren gestuurd. Deze boeren in soldatenuniform waren oorlogsmoe en wilden niet alleen graag weer naar huis, maar ook op tijd terug zijn voor de herverdeling van het land van grootgrondbezitters. De Centrale Rada had deze belofte gedaan in weerwil van krachtige protesten van de landeigenaars.

Postzegel van de Oekraïense Volksrepubliek, 1918
Postzegel van de Oekraïense Volksrepubliek, 1918
De Oekraïense boeren, die politiek gedomineerd werden door de Oekraïense Socialistische Revolutionairen – toevallig ook de grootste partij binnen de Rada – stonden vierkant achter de Rada.

In de zomer van 1917 had de Centrale Rada, van oorsprong slechts een coördinerend comité van oekraïnofiele politieke en culturele organisaties, inmiddels de status van nationaal parlement verworven: alle zuiver Oekraïense congressen van boeren, arbeiders en militairen waren er nu in vertegenwoordigd. Andere etnische minderheden volgden weldra. Mychajlo Hroesjevsky drong er bij zijn achterban op aan om pogroms zoals die in 1905 hadden plaatsgevonden niet meer toe te staan. Hij beloofde Joden, Polen en Russen culturele autonomie binnen een zelfstandige Oekraïense republiek als onderdeel van een federatie met Rusland. In ruil daarvoor sloten de Joodse socialistische partijen zich aan bij de Rada en schaarden ze zich achter het streven naar territoriale autonomie voor Oekraïne. Ook de vertegenwoordigers van andere minderheden met linkse sympathieën sloten zich hierbij aan. De Rada telde inmiddels 800 leden. In een eerder stadium hadden de leiders een kleinere vaste commissie, de Kleine Rada, in het leven geroepen om de activiteiten van het nieuwe revolutionaire parlement te coördineren.

De poorten van Europa - Serkhii Plokhy
De poorten van Europa – Serkhii Plokhy
Tientallen prominente Oekraïners keerden terug naar Kyiv vanuit Petrograd en Moskou, dat door de bolsjewieken in maart 1918 tot nieuwe hoofdstad van Rusland was uitgeroepen, om een nieuw Oekraïne op te bouwen. Een van hen, Heorhi Narboet, een getalenteerd en internationaal vermaard kunstenaar, stichtte de Oekraïense Academie van Schone Kunsten. Ook was hij de belangrijkste ontwerper van het landswapen van Oekraïne en van de eerste bankbiljetten en postzegels van het land. Het wapenschild bevatte twee historische symbolen: de drietand die hij ontleende aan de munten die onder prins Volodymyr van Kyiv waren geslagen, en de afbeelding van een Kozak. Daarmee claimde de nieuwe staat het Kyivse Roes en het Hetmanaat van de Kozakken als de twee grote voorgangers. De twee kleuren van het wapen, blauw en geel, verwezen naar Galicië, waar dit al eeuwenlang de hoofdkleuren in het nationale wapen waren. Deze kleuren symboliseerden de eenheid van de Oekraïense gebieden aan weerszijden van het oostfront tijdens de wereldoorlog.

Fragment uit het boek De poorten van Europa van Serkhii Plokhy, hoogleraar Oekraïense geschiedenis aan Harvard. Plokhy beschrijft hierin de geschiedenis van Oekraïne, van de prehistorie tot de Russische annexatie van de Krim en de invasie van de Donbas.

Boek: De poorten van Europa

Serhii Plokhy (1957) studeerde en doceerde in de Sovjet-Unie, Oekraïne, Canada en de Verenigde Staten. Hoogleraar Oekraïense geschiedenis aan Harvard University en directeur van het Harvard Oekraïens onderzoeksinstituut.

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 50.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.015 actieve abonnees)


Donateurs ondersteunen ons project en dragen direct bij aan de uitbreiding van ons archief.

Meer informatie

×