Een typische dag
De naamloos geworden gevangene werd wreed in het raderwerk van het dagelijks leven gegooid, volgens een onveranderlijk schema dat onophoudelijk herhaald werd, zodat hij elk besef van tijd verloor. Alles in het kamp gebeurde op bevel van luid geschreeuwde commando’s en speciale aanwijzingen. De gevangenen die er niet in slaagden de betekenis ervan te begrijpen en ze niet terstond uitvoerden, liepen het risico in elkaar geslagen te worden of onderworpen te worden aan een buitensporige reeks vernederingen, door zowel de SS’ers als de kapo’s.
Het ochtendappel
Om 4 uur ’s morgens, net zoals in de periode van de quarantaine, moest men zijn bed opmaken (de stapelbedden moesten zo perfect opgemaakt worden als in het leger, zonder een plooi, zonder het geringste mankement), daarna moest men zich wassen, ontbijten, de slaapzaal schoonmaken, naar het toilet gaan en in formatie naar de appelplaats lopen. Dit alles in een halfuur, maximaal 45 minuten. Wie achterbleef, zelfs wegens een lichamelijke handicap, werd geslagen. De helse start van de dag werd gevolgd door een lange wachttijd – grotendeels stond men dan stil in het gelid, voor ouderen en zieken haast onmogelijk. De duur van het appel, met de gedetineerden in rijen van tien om de telling te vergemakkelijken, hing af van de aanwezigheid van alle gevangenen. Was niet iedereen aanwezig, dan begon het appel opnieuw, en dit kon soms uren duren. Soms lieten de SS’ers op zich wachten, en de gevangenen moesten dan onbeweeglijk blijven staan onder de schijnwerpers, ongeacht of het regende, hagelde, sneeuwde, in de kou, in de hitte. De gedetineerden die tijdens de nacht gestorven waren of die naar de ziekenboeg waren overgebracht moesten ook meegeteld worden.
De 11-urige werkdag
Daarna kwam het bevel om de werkploegen in te delen (Arbeitskommando), waarna de gevangenen onmiddellijk naar de hun toegewezen verzamelpunten liepen om te vertrekken naar hun eigen bestemming, vergezeld door het kamporkest. Wie geen ploeg toegewezen kreeg en niet wenste op de appelplaats te blijven staan uit vrees gestraft te worden, en zich daarom bij een toevallig Kommando voegde, werd met geweld verjaagd. Eenmaal buiten de poort van het kamp werden de ploegen overgenomen door SS’ers die met het toezicht belast waren.
In de begindagen van de KL Auschwitz moest het werk dikwijls al lopend uitgevoerd worden. De SS’ers en de opzichters schreeuwden en sloegen zonder ophouden de gevangenen, die dikwijls ook werden gevolgd door honden, die tegen hen werden opgehitst. Ware terreur. Sommige SS-bewakers, die een paar dagen extra verlof wilden krijgen, bevalen de gedetineerden om zich te verwijderen van het bewaakte terrein om ze daarna met geweerschoten af te maken. Na terugkomst van het Kommando brachten ze verslag uit bij hun bevelhebber, waarin ze beweerden een gedetineerde gedood te hebben ‘tijdens een ontsnappingspoging’. Indien de SS’er kon bewijzen dat hij gehandeld had ‘zoals de toestand het vereiste’, werd hij gecomplimenteerd en beloond met enkele dagen uitzonderlijk verlof. Het mag dus niet verbazen dat talrijke gedetineerden gedood werden tijdens het werk. Hun lichaam werd daarna door de andere gedetineerden terug gedragen naar het kamp. Zelfs tijdens de mars naar en van de werkplaats zagen de SS’ers kans geweld en onrecht te plegen. De gevangenen werden dikwijls verplicht te rennen en moesten liederen zingen. Wie vals zong of achterbleef, werd ongenadig geschopt en met vuisten geslagen.
Volgens de voorschriften van de directie duurde een werkdag 11 uur, van 6 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds, met een uur pauze voor het middageten. Een tijdsduur die eindeloos leek … behalve dan voor de bewakers en de gevangenen die waren aangewezen om toezicht te houden, de zogenaamde ‘groenen’, die een kwalijke reputatie genoten, en van wie Höß zelf zei dat één ervan tien soldaten waard was. ‘De werktijd was ook, zonder ophouden, een tijd van terreur’ vanwege de bewakers en opzichters.
Het avondappel
Na het werk gebeurde alles in omgekeerde volgorde, alsof men de momenten van terreur en angst omgekeerd opnieuw moest doorstaan. Dan kwam het avondappel. Eens te meer speelde het orkest militaire marsen om een besef van orde en ritme op te leggen aan mensen die nu geen kracht meer hadden en dikwijls sleepten met benen of voeten.
Het avondappel was geen simpele bureaucratische rite zoals die van ’s morgens: de hele gemeenschap van gedetineerden was er verzameld: duizenden personen, rechtopstaand in het gelid en geordend in rangen, in formatie opgesteld voor de SS’ers. Zelfs de doden en de stervenden waren niet vrijgesteld van deelneming aan de rite van het avondappel. Hier toonden de beulen hun absolute macht over hun slachtoffers. Het gebeurde ook dikwijls dat de aanwezigheid van de doden, vooral in de winter, bijdroeg tot wat men een daad van weerstand zou kunnen noemen tegen de buitensporige macht van de SS’ers:
‘In het midden van het vierkant hielden de doden, staand, ondersteund door onzichtbare handen, de schijn goed op. (…) De SS’ers telden de gevangenen, en dat cijfer, liefst dubbel gecontroleerd, diende om de rantsoenen van de dag erna vast te stellen.’
Het avondappel op het terrein van het kamp was een vertoon van macht van de beulen, en kon meerdere uren duren. Het was dikwijls zonder einde en ging door tot de morgen erna (als er ontsnappingen en andere zware vergrijpen waren geconstateerd). In elk geval betekende elke minuut extra dat er minder tijd was om te eten en uit te rusten. Vanaf 1941 werden voor elke ontsnapping die plaatsvond en die bevestigd werd tijdens het avondappel, tien of meer gevangenen gekozen uit degenen uit hetzelfde blok als de ontsnapte gevangenen. Ze werden veroordeeld tot de hongerdood. De ongelukkigen werden opgesloten in een cel in de kelders van blok 11, waar ze zonder eten of drinken allen na enkele (maximaal twaalf) dagen stierven.
Na het appel gingen de gevangenen naar de blokken en de slaapzalen, waar de kapo het eten uitdeelde, en sommigen naar het toilet gingen, hun kleren en klompen herstelden, hun wonden zo goed en zo kwaad mogelijk verbonden. Om 21 uur begon de nachtrust, waarin het absoluut verboden was de blokken te verlaten. De overtreders werden doodgeschoten door de SS’ers van dienst in de torens, en de echo’s van deze schoten verscheurden de beangstigende stilte van de nacht.