Na twijfels over de echtheid van een Egyptische grafbeeldje (oesjabti) van farao Necho II in de collectie van het Rijksmuseum van Oudheden, is recent onderzoek verricht in een laboratorium van Naturalis. Het twintig centimeter hoge beeldje blijkt geen vervalsing te zijn.
Het twintig centimeter hoge beeldje is gemaakt van faience (geglazuurd aardewerk), materiaal dat in de tijd van farao Necho II, de zevende eeuw voor Christus vrij vaak werd gebruikt. De Egyptische koning regeerde in een tijd van politieke stabiliteit, nadat de voorafgaande periode politieke versplintering en oorlog had gekend tussen de Egyptische, Koesjitische en Assyrische rijken.
Er zijn weinig afbeeldingen van de farao bewaard gebleven. Het onderzochte beeldje werd in 1988 door het museum gekocht via een kunsthandel. Bijna dertig jaar na de aankoop rees er echter twijfel over de echtheid. Zo zou het te licht te zijn voor zijn formaat: daarom werd geopperd dat het beeldje mogelijk van modern gips was gemaakt, en dus niet van oud-Egyptisch faience.
In 2018 was het zelfs te zien in een tentoonstelling over vervalsingen in de Duitse stad Hildesheim. Om definitief duidelijkheid te krijgen over het materiaal is de oesjabti uiteindelijk onder de loep genomen in het Nederlands Edelsteen Laboratorium van Naturalis. Daarvoor werd XRF (op basis van röntgenstraling) en ramanspectroscopie gebruikt, een…
…niet-destructieve, chemische analysetechniek die is gebaseerd op de interactie van licht met de chemische bindingen in een materiaal.
Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat het beeldje daadwerkelijk is gemaakt van faience, met het mineraal kwarts als belangrijkste bestanddeel. Met die uitkomst is het beeldje van farao Necho II volgens het museum “in ere hersteld”.
Grafbeeldjes
De oude Egyptenaren geloofden dat zij na hun dood op het land zouden werken om te zorgen voor eten en kleding – net als tijdens het leven op aarde. In de graven werden daarom talrijke beeldjes van de overledenen meegegeven. Ze dienden als plaatsvervanger van de overledene en zouden in het hiernamaals het werk uitvoeren.
De zogeheten oesjabti’s hebben meestal de vorm van een mummie en dragen landbouwwerktuigen in hun handen. Op de beeldjes staat de naam van de overledene en een tovertekst, waarmee ze worden opgeroepen om aan het werk te gaan. In de tijd van farao Necho II was het gebruikelijk om voor iedere dag van het jaar een beeldje mee te nemen in het graf, met een opzichter voor ieder tiental: totaal dus zo’n vierhonderd beeldjes per begraven individu.