Een van de Nederlandse christenslaven in Marokko was Jan Cornelisz Dekker (1701-1754) uit Zwaag. In 1743 kwam hij eindelijk vrij. Hij had toen al 28 jaar als slaaf gewerkt in Marokko.
Op 3 augustus 1715 verliet het schip ‘De Kroonvogel’ Texel. Jan Cornelisz Dekker was de jongste van de zeventien bemanningsleden. Het schip had als bestemming Genua en Tunis, maar kwam daar nooit aan. Precies een maand later werd het gekaapt door een schip met maar liefst 120 Marokkaanse kapers aan boord. Tegen zo’n overmacht was niets te beginnen.
Alle gevangenen werden automatisch eigendom van de sultan. Jan werd de slaaf van een van zijn zonen. Al snel gaf deze hem aan zijn broer, die hem wilde dwingen moslim te worden. Jan werd ondersteboven in een put neergelaten, maar hij gaf niet toe. Uiteindelijk kwam hij bij een derde broer terecht, die hem goed behandelde. Elf jaar lang zou hij zijn magazijn beheren.
Toen zijn meester stierf, kwam Jan weer in dienst van de sultan. Nu werd het echt afzien. Voortaan moest hij ‘muuren afbreken, kalkovens branden, steen sagen en klooven, klippen laten springen, aarde dragen, muuren stampen’, en ook nog vuilnishokken schoonhouden en de tuin wieden. Daarvoor kreeg hij rivierwater en een pond gerstebrood per dag.
Eind 1733 was Jan de enige van zijn schip die nog in Marokko vastzat. Sommigen waren overleden. Anderen werden, zoals de kapitein, vrijgekocht. Maar Jan, die uit een broodarme familie kwam, miste geld en contacten. Terwijl de meeste slaven al na drie of vier jaar vrijkwamen, kon hij pas in 1743 terug naar huis. Hij was toen 42.
Lees ook: De Barbarijse zeerovers en hun christenslaven
…of: Jan Janszoon van Haarlem (Moerad) – Nederlandse zeerover in Marokko