Kun je het je voorstellen: Johan de Witt met zijn linkerpink in de lucht, die, terwijl hij op één been staat, de eed zweert om toegelaten te worden als Ridder in de Orde van de Vrolijkheid? Om vervolgens voorover en achterover te buigen, een sprongetje in de lucht te maken, dan te worden gekust door de twee hierboven afgebeelde vrouwen, en daarna weg te hippen als een vogel? Een onvoorstelbare situatie, maar toch is het écht gebeurd.
De familie van Brederode
De hierboven afgebeelde Anna Trajectina (Treesje) en Amalia (Amélie) Margaretha van Brederode zijn dochters uit het eerste huwelijk van Johan Wolfert van Brederode met Anna van Nassau-Siegen. Amélie en Treesje waren respectievelijk grootmeesteres (grand-maîtresse) en assistent-grootmeesteres (coadjutrice) van de Ordre de l’Union de la Joye, oftewel de Orde van de Vereniging van de Vrolijkheid. Hun vader Johan Wolfert van Brederode was voorzitter van de Ridderschap van Holland en van de Gecommiteerde Raden. Hij stond hoog in aanzien in de Republiek en zijn dochters waren zeer begeerde huwelijkspartners.
Op de diverse bezittingen van de familie Van Brederode in de Republiek werden vaak grote feesten georganiseerd waar het er los aan toe ging en waar de hele jetset van de Republiek aanwezig was; er werd gejaagd, gevist, gedanst, gekaart, gegokt, gedronken en geflirt. In 1652 werd in Den Haag, op de plaats waar nu de Haagse Schouwburg staat, een nieuw stadspaleis voor de familie, de Hof van Brederode genaamd, ingewijd met een groot feest dat acht dagen duurde. Vermoedelijk is dat het moment geweest waarop de Ordre de l’Union de la Joye (Orde van de Vrolijkheid) is opgericht.1
Ordre de l’Union de la Joye
De Orde was toegankelijk voor mannen én vrouwen, wat vrij bijzonder was voor een dergelijk gezelschap in die tijd. Sterker nog, in deze Orde waren de vrouwen de baas. Hoewel de Orde echt heeft bestaan en de leden wel degelijk bij elkaar kwamen, moeten we dit genootschap vooral zien als een pseudo-orde: een satire op de Orde van het Gulden Vlies en de Orde van de Kousenband. Hier waren de rollen echter omgedraaid: de vrouwen hadden de macht. Dat parodiëren versterkte het groepsgevoel en creëerde solidariteit.
De statuten en de beschrijving van de ceremonie die de aspirant-leden – en dus ook Johan de Witt – moesten ondergaan alvorens tot de Orde toe te treden, bevinden zich in het archief van Amalia van Solms, in het Koninklijk Huisarchief, tegenwoordig Koninklijke Verzamelingen (KV) genoemd.2 Ze waren echter bedoeld voor de Friese Willem Frederik van Nassau-Dietz, die ook ridder van de Orde was en daarvan een diploma op zak had.
De statuten van de Orde bevatten elf artikelen die allen de Vrolijkheid moesten waarborgen. Ze kwamen erop neer dat men verplicht was met elkaar liederen te zingen, met elkaar te dansen als men elkaar tegenkwam, men moest de Grootmeesteres brieven schrijven, grappen voorleggen, en zo mocht men bijvoorbeeld ook niet openlijk rouwen bij het overlijden van een naaste. Ten teken van rouw mocht men dan wel negen dagen een zwart met roze lintje dragen.1 Kennelijk speelde vermaak de hoofdrol bij de activiteiten van dit gezelschap: dansen, lachen en plezier maken in plaats van vechten, ruzie en melancholie.
Het komt natuurlijk allemaal een beetje oubollig over, maar men moet dergelijke activiteiten zien in de context van de tijd: de Tachtigjarige Oorlog, een lange periode van internationale bloedige conflicten, was net voorbij. Men vond misschien wel: dit moet niet meer gebeuren en dat zou best de basisgedachte achter de oprichting van de Orde kunnen zijn geweest.
Johan de Witt als Ridder
Het hierboven afgebeelde diploma behoorde toe aan Johan de Witt: ‘bewezen hebbende te kunnen dansen, lachen, huppelen en blij zijn’. De Grootmeesteres ondertekende het met haar initialen: AdSlB: Amélie de Slavata Brederode, ‘par ordre de Sa Gayeté’, oftewel: ‘in opdracht van Hare Vrolijkheid’. Amélie was op dat moment gehuwd met Albrecht Hendrik, baron van Slavata, vandaar de curieuze achternaam.
Historicus Robert Fruin had er geen goed woord voor over, hij vermoedde dat dat Haagse clubje elitaire pretmakers Johan alleen maar lid had gemaakt omdat hij nu eenmaal veel invloed had in de Staten-Generaal en de Staten van Holland. Het diploma van De Witt heeft echter 23 februari 1653 als datum en hieruit blijkt dat hij tot de Orde was toegetreden nog voordat hij officieel raadpensionaris werd in juli 1653. Een andere reden voor Johans lidmaatschap kan zijn aanwezigheid op het inwijdingsfeest op de Hof van Brederode zijn geweest, hij had een heel goede band met de hele familie van Brederode en kwam daar vaak over de vloer. Daarbij kwam dat hij was nog een ongetrouwde jongeman van 27 jaar was. Hij hield wel van een verzetje en dit was voor hem ook een manier om te ‘netwerken’, op een ontspannen manier in contact komen met de aristocratische elite.
Andere leden
Andere prominente leden van de Orde waren onder anderen: (ex-) koningin Christina van Zweden én Constantijn Huygens.
Nadat Christina afstand had gedaan van de Zweedse troon, was zij naar Brussel vertrokken om daar in het geheim over te gaan tot het katholieke geloof. Daar, in 1655, kreeg zij bezoek van Amélie, onze Grootmeesteres. Christina benoemde Amélie tot chevalière in haar eigen Orde, de Orde van de Amarant, en Amélie liet op haar beurt Christina tot de Orde van de Vrolijkheid toetreden.
Ook de hoveling, diplomaat en dichter Constantijn Huygens was enkele maanden na Johan de Witt toegetreden tot de Orde van de Vrolijkheid. Eerst was hij benoemd tot knechtje van de koksjongen – ‘valet du marmiton’ – het laagste van het laagste, en na één maand promoveerde hij al tot ridder. Zowel Huygens als Amélie hebben er gedichten aan gewijd.
Andere ordes
Historici als Fruin waren niet te spreken over het feit dat personen als Huygens en De Witt zich tot dit soort gezelschappen verlaagden. Maar wij moeten daar nu niet te hard over oordelen: het geeft een heel andere kijk op deze bekende staatslieden. Dit soort activiteiten hoorden kennelijk bij het sociale leven van de Hollandse elite rond 1650 waar Huygens en De Witt deel van uitmaakten. Mogelijk zijn ook de contemporaine Engelse en Franse vrouwensalons van invloed geweest op de oprichting van de Orde van de Vrolijkheid. En er waren meer gender-mixed aristocratische ordes: bijvoorbeeld de Ordre des Allumettes, de Ordre des Egyptiens, de Ordre du Marteau de Clavecin en de vroeg achttiende-eeuwse Ordre des Mopses.3 Bij dit genootschap moest men bij de inwijdingsceremonie het kontje van een mopshond kussen. Zou het hieronder afgebeelde portret van Amélie van Brederode met mopshond misschien een inspiratie voor de oprichting van die Orde zijn geweest?
Tot slot
Om echt conclusies te verbinden aan de rol van dit soort elitaire gezelschappen in de zeventiende-eeuwse maatschappij is meer vergelijkend onderzoek nodig. Wat waren de rol en de functie van dit soort gemengde ordes? Wat is hun invloed geweest op de gemixte vrijmetselarij-ordes die in het begin van de achttiende eeuw werden opgericht? En in het bijzonder is meer onderzoek naar de Ordre de l’Union de la Joye gewenst, want met zoveel prominente leden, die allen verplicht waren met de Grootmeesteres te schrijven, moet er toch meer materiaal te vinden zijn. Waar zijn die brieven gebleven? Is er wellicht meer over te vinden in de tienduizenden brieven van en aan Johan de Witt die wij nu in het Nationaal Archief aan het inventariseren zijn?
Boek: De ware vrijheid – De levens van Johan en Cornelis de Witt
(2) Koninklijke Verzamelingen, Archief A. van Solms, 14 AXIII, 21.
(3) Plan de la loge des mopses pour la réception des femmes, BNF, Gallica ark:/12148/btv1b8409993m.