Wie koeterwaals spreekt, is maar slecht te volgen. Hij of zij kraamt namelijk onbegrijpelijke of onverstaanbare taal uit. Er zijn mensen die denken dat ‘koeterwaals spreken’ iets te maken heeft met de taal van de inwoners van Wallonië, maar dat is onzin.
Het Nederlandse woord koeterwaals zou ontleend zijn aan het Duitse woord Kauderwelsch, dat vroeger werd gebruikt als aanduiding voor een Reto-Romaanse dialect dat in de Tiroolse streek Kauer werd gesproken.
Hoe oud de uitdrukking precies is, is niet helemaal duidelijk. Volgens het Instituut voor de Nederlandse taal dateert de oudste vermeldingen van ‘koeterwaals’ uit de negentiende eeuw. Het zelfstandig naamwoord ‘koeterwaal’, voor een persoon die onbegrijpelijke of onverstaanbare taal spreekt, komt echter al veel eerder voor. Dit woord is bijvoorbeeld terug te vinden in een geschrift van de beroemde Amsterdamse dichter Bredero (1585-1618). Toen die geconfronteerd werd met allerlei mensen die de “eyghen bral-woorden” niet netjes wisten te “verduytschen”, beklaagde hij zich als volgt:
“O vreemde Hovaardy! die ons eyghen Lantingeboren een Revelduytsch, een krom-tongh en een Koeter-waal maackt!”
Bredero riep zijn lezers vervolgens op het voorbeeld van de leden van zijn rederijkerskamer te volgen en voortaan zuiver Nederlands te gebruiken.
Overzicht van historische uitdrukkingen en woorden
Boekenrubriek: Taalgeschiedenis
Bronnen â–¼
https://web.archive.org/web/20071022225758/http://collignon.tv/koeterwaals.htm