Feit is dat lichaamspantser voor soldaten tijdens de Eerste Wereldoorlog over het algemeen niet op grote schaal werd ingezet. Vaak renden infanteristen zonder enige noemenswaardige vorm van bescherming, de helm uitgezonderd, het slagveld op. Sommige soldaten maakten echter – en dat is vrij onbekend – gebruik van lichaamspantsers, zoals ridders in de Middeleeuwen ook deden. Dit artikel gaat in op het lichaamspantser en andere beschermingsmiddelen voor de infanterie tijdens de Eerste Wereldoorlog.
Inleiding
Iedereen kent de ridders uit de Middeleeuwen: goed gepantserd en bewapend met schild en zwaard gingen zij hun tegenstanders te lijf. Het bekende maliënkolder was een poging om het vege lijf van iedere soldaat te beschermen. Ridders droegen geregeld kenmerkende helmen die vaak het gezicht geheel bedekten. Kijkgaten boden een gelimiteerd zicht. Het schild diende om steekwapens zoals zwaarden tegen te houden of af te laten ketsen.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914-1918) waren soldaten vaak met geweren en bajonetten uitgerust om tegenstanders aan te vallen. Anders dan de ridders uit de middeleeuwen hadden zij doorgaans geen ijzeren of stalen pantser om hun lichaam of gezicht te beschermen. Het resultaat was dat (storm)aanvallen op machinegeweernesten of op loopgraven vaak eindigden in bloedbaden. De onwil om het kwetsbare lichaam te beschermen tegen kogels, metaalsplinters of bajonetsteken zorgde ervoor dat duizenden soldaten op de slagvelden van de Eerste Wereldoorlog het leven lieten.
Wat veel mensen niet weten is dat stalen pantserplaten of andere vormen van lichaamspantser tijdens de Eerste Wereldoorlog werden ingezet. Zij het op (relatief) kleine schaal.
Lichaamspantser
De Britten introduceerden verschillende vormen van een lichaamspantser, waaronder stalen platen die bij de voor- en achterkant van het lichaam bevestigd waren en stalen helmen. Het ‘Dayfield Body Shield’ (lichaamsschild) bestond uit gelaagde metalen platen.
Britse soldaten maakten gebruik van drie soorten pantser: zwaar, middelzwaar en licht. Het zware pantser (rigid ‘hard’ armour) bestond uit metalen platen die tussen stof waren bevestigd. Het middelzware pantser bestond uit verschillende vormen van kleine vierkante metalen platen die bevestigd waren aan een canvasondersteuning om een beschermend vest te vormen. Het lichte pantser bestond uit lagen zijde, katoen en linnenresten die ingeklemd waren in een stoffen vest. In combinatie met een metalen helm bood vooral het zware en middelzware pantser enige vorm van bescherming voor het lichaam. De benen waren vaak echter onbeschermd.
Het Duitse leger maakte ook gebruik van lichaamspantsers. Het Sappenpanzer had een borstplaat en drie kleinere, donkergrijze platen die met behulp van banden aan elkaar waren bevestigd – daardoor leek het pantser op een kreeft. In combinatie met het borstpantser werd meestal de kenmerkende Stahlhelm gedragen. In totaal werden 500.000 exemplaren tijdens de Eerste Wereldoorlog geproduceerd.
Een groot nadeel van het Sappenpanzer was dat deze relatief zwaar was (9 tot 12 kilogram). De stalen platen waren daarnaast weliswaar in staat messteken, schrapnel en fragmenten tegen te houden, maar patronen uit geweren of machinegeweren kwamen er vaak gewoon doorheen (nog afgezien van artilleriegranaten). Ook waren de benen en armen onbeschermd en dus kwetsbaar voor kogels en metaalsplinters.
Wat betreft gepantserde kolossen waren de Amerikanen heer en meester. Zij introduceerden het ‘Brewster Body Shield’. Dat pantser bestond uit een borstplaat en een gepantserde helm, die kogels kon tegenhouden. Het Body Shield was erg zwaar en woog ongeveer achttien kilogram. Het aangesloten pantser leek erg op het pantser van ridders uit de Middeleeuwen. De bijbehorende helm van de Brewster Body Armour kon niet draaien. Dat was natuurlijk een groot nadeel op het slagveld. Het lichaamspantser werd niet op grote schaal ingezet.
Stalen schilden
Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd niet alleen het lichaamspantser gebruikt, maar ook stalen schilden om schutters te beschermen. De Fransen introduceerden het ‘Daigre’ schild. Ook Duitse troepen maakten af en toe gebruik van gepantserde schilden. Een nadeel van die schilden was het feit dat het onderlijf en de benen onbeschermd bleven. Een tweede nadeel was het feit dat de schilden zwaar konden zijn. Het dragen van een schild zorgde ervoor dat soldaten snel vermoeid konden raken. Daarom werden vaak schilden ingezet voor sluipschutters die vanuit loopgraven schoten.
Conclusie
Zowel het lichaamspantser als de stalen schilden waren maatregelen om het menselijk lichaam te beschermen tegen kogels en (kleine) granaatsplinters. Ondanks het feit dat sommige vormen van pantser in staat waren patronen uit pistolen of geweren tot op korte afstand tegen te houden, bestonden er nog altijd grote dreigingen in de vorm van pantser doorborende munitie, artilleriegranaten en andere vormen van explosieven zoals handgranaten.
Maatregelen om het lichaam te beschermen in de vorm van lichaamspantsers en stalen helmen waren weliswaar beter dan geen bescherming, maar hadden geen grote invloed op het verdere verloop van de Eerste Wereldoorlog.
Overzicht van Boeken over de Eerste Wereldoorlog
Bronnen ▼
-http://www.historyisnowmagazine.com/blog/2014/3/5/bizarre-world-war-i-the-body-armor-invention-that-failed#.W8G35PZuKUk
-https://de.wikipedia.org/wiki/Sappenpanzer
-https://en.wikipedia.org/wiki/Brewster_Body_Shield
-https://flashbak.com/world-war-1-body-armor-1914-1918-32670/
-https://www.greatwarforum.org/topic/132939-resistance-of-armoured-steel-to-armour-piercing-and-reversed-bullets/
-https://www.iwm.org.uk/collections/item/object/30015837
-https://www.iwm.org.uk/collections/item/object/30110403