Schriftelijke en materiële bronnen
Odin was wat wijsheid en allerlei bekwaamheden betreft een bijzondere man. Zijn vrouw heette Frigida en wij noemen haar Frig. Odin en ook zijn vrouw bezaten voorspellende gaven, en door deze kennis kwam hij erachter dat zijn naam in het noordelijk halfrond herinnerd zou worden en boven alle koningen geëerd. Om die reden was hij erop gebrand uit Turkije te vertrekken en hij nam een groot gevolg met zich mee, jonge en oude mensen, mannen en vrouwen, en ook vele schatten. En in elk land dat ze doortrokken werden ze geroemd en men vond hen meer op goden dan mensen lijken.
– Snorri Sturluson, Edda (rond 1230), Proloog
In een uitvoerig spel van vraag en antwoord komt Gylfi veel te weten over de goden, de schepping van het universum en de mensheid, over het einde van de wereld – ragnarök, waarbij goden en reuzen de strijd met elkaar aangaan – en ten slotte over de vernieuwing van de aarde. Hár geeft Gylfi de raad om de nieuw verworven kennis goed te gebruiken, waarna hij en zijn twee collega’s, de grote zaal en de machtige burcht in het niets verdwijnen. Gylfi keert terug naar huis en vertelt anderen wat hij gehoord heeft.
Snorri Sturluson, IJslands geleerde
Snorri Sturluson (1179-1241) behoorde tot een vooraanstaande IJslandse familie en was nauw betrokken bij de turbulente IJslandse en Noorse politiek. Hij schreef een verhandeling over de dichtkunst, de zogenoemde Proza-Edda. Deze bestaat uit vier delen: het eerste is een lang gedicht waarin de verschillende vormen van dichterlijk metrum worden gedemonstreerd (Háttatal, ‘De lijst van versvormen’); het tweede deel heet Skáldskaparmál (‘De taal van de dichtkunst’) en bevat een uitleg van de zogeheten kenning-stijlfiguur; dan een proloog en ten slotte een deel dat Gylfaginning (‘De begoocheling van Gylfi’) heet. Snorri werd in opdracht van de koning van Noorwegen vermoord in een van de kelders van zijn huis in het IJslandse Reykholt. Zijn laatste woorden: ‘Niet slaan!’
Snorri heeft nog een belangrijk werk aan de noordse goden gewijd: de Ynglinga saga (De saga van de Ynglingen). Het is het eerste deel van zijn geschiedenis van de koningen van Noorwegen, die naar het beginwoord bekendstaat als Heimskringla (De schijf van de wereld). Hier brengt hij dezelfde euhemeristische verklaring van de Asen naar voren als in zijn Edda, maar hij voegt er allerlei bijzonderheden over de goden aan toe. Hij stelt dat zowel de koningen van Zweden als die van Noorwegen van hen afstammen. Snorri’s mythologische werken vormen ondanks zijn rationalistische en systematiserende benadering een zeer belangrijke bron van kennis over de noordse goden- en heldenverhalen. Maar je moet wel steeds bedenken dat Snorri een middeleeuwse christelijke schrijver is, wat her en der terugkomt in zijn behandeling van het materiaal. Zo heeft hij het over een voorwereldijke overstroming waarin alle ‘rijpreuzen’ op een na verdrinken. Dit verhaal is duidelijk geïnspireerd op de Bijbelse Zondvloed, waarin de reuzen ten onder gaan en Noach als enige overleeft. In wat er verder van de noordse traditie bekend is, is er geen spoor van dit verhaal te bekennen.
Skaldische en eddische dichtkunst
Niemand weet precies wat het woord edda betekent. Als naam van Snorri’s verhandeling komt het woord voor in een van de oudste handschriften daarvan. Een van de betekenissen is ‘overgrootmoeder’. Dat zou kunnen wijzen op de gedachte dat mythologische kennis iets heel ouds is, en sterk verbonden met vrouwen. In het IJsland van de veertiende eeuw betekende edda iets als ‘dichtkunst’. Er zijn twee vormen van oudnoordse dichtkunst. De ene vorm wordt ‘skaldisch’ genoemd omdat ze gehanteerd werd door de zogeheten skalden. Deze vorm is heel ingewikkeld en maakt gebruik van beeldspraak, de zogeheten kenning. Zo’n kenning kan eenvoudig zijn, bijvoorbeeld een samenstelling als ‘gedachtensmid’ om een dichter aan te duiden, of ‘krans der alven’ voor de zon. Maar veel kenningen zijn alleen met de nodige mythologische kennis te doorgronden. Om te begrijpen wie er bedoeld wordt met ‘de last in de armen van Gunnlöd’ moet je weten dat de god Odin ooit de reuzendochter Gunnlöd verleidde, om zodoende de mede van de dichtkunst te pakken te krijgen. Door Odin op deze manier aan te duiden en niet bijvoorbeeld als ‘de verhangen god’, wordt hij neergezet als een verleider die waarde- 14 inleiding: schriftelijke en materiële bronnen volle cultuurgoederen voor goden en mensen weet te bemachtigen. En dus niet als de lijdende figuur die zichzelf ophangt aan de wereldboom om kennis van de runen te vergaren; een offer door verhanging schijnt overigens de beste manier te zijn om Odin een plezier te doen. De poëzie van de skalden bevat, afgezien van enkele belevenissen van Thor waar we in hoofdstuk 3 nader op in zullen gaan, niet veel mythologische verhalen. Het verband tussen deze dichtvorm en de mythologie is vooral dat mythen en legenden nodig zijn om de kenning-beeldspraak te begrijpen.
(Het visioen van de zieneres).
Saxo, de eerste Deense geschiedschrijver
Bijna alle middeleeuwse bronnen voor onze kennis van de oudnoordse mythen en legenden werden geschreven in IJsland en in het IJslands. Er is een belangrijke uitzondering: de Geschiedenis van de Denen, een lijvig werk in het Latijn, geschreven door de Deense monnik Saxo Grammaticus (‘de Geleerde’), die leefde van rond 1150 tot 1220.
In zijn voorwoord vertelt hij dat de Denen in de voorchristelijke periode ‘de letters van hun eigen taal in rotsen en stenen kerfden om de daden van hun voorouders te vermelden die zij in hun moedertaal bezongen’. Hij beschouwt de IJslanders van zijn tijd als uitstekende bronnen voor verhalen uit de traditie en voor zijn eigen boek maakt hij gebruik van hun materiaal. Net als Snorri beschouwt Saxo de goden en helden uit zijn verhalen als mensen, veelal slim en sluw, die in de prehistorie in Denemarken woonden. Ook hij beschrijft Odin als een buitengewoon knap man, iemand ‘die in heel Europa – ten onrechte – voor een god wordt aangezien’. Ondanks de sceptische toon vormt zijn werk een bevestiging van veel verhalen die we ook van elders kennen. En hij geeft buitengewoon nuttige aanvullende informatie over belangrijke Scandinavische helden als Starkadr en Ragnar Ruigbroek, op wie we in hoofdstuk 5 zullen terugkomen.
Mondeling en schriftelijk
Boek: De Noordse mythen – Carolyne Larrington