Ook in de Romeinse tijd drukten mensen zich uit aan de hand van kleding, kapsels en sieraden. Volgens historica Anique Hamelink kunnen we daarom veel over de sociale en culturele veranderingen in deze periode leren, als we achterhalen wat men destijds precies droeg. De onderzoekster bestudeerde zelf 258 grafportretten uit de noordwestelijke provincies van het Romeinse Rijk.
Volgens de historica geven deze grafportretten een mooi inkijkje in de lokale mode van die tijd. ‘Op deze portretten werden overledenen heel realistisch afgebeeld.’
De onderzoekster legt uit dat de Romeinse samenleving sterk op kleding was gericht. ‘Mensen toonden zo bijvoorbeeld hun status en ideeën over man-vrouwrollen.’ Door de Romeinse veroveringen kwamen de noordwestelijke provincies in contact met die Romeinse levensstijl.
Dit leidde echter niet tot een grootschalige adoptie van Romeinse kledingstijlen, maar vooral tot het ontstaan van nieuwe, lokale, mode.
De Romeinse uitvinding van grafportretten, waarop overledenen staan afgebeeld, geven een indruk van die lokale mode. ‘Er zijn weinig geschreven bronnen over de noordwestelijke provincies van het Romeinse rijk’, legt Hamelink uit. ‘En de paar die er zijn, waren opgesteld door Romeinse heersers die er vaak maar één keer waren geweest. Grafportretten werden door families zelf gemaakt en geven een veel realistischer beeld van wat mensen echt droegen.’
De 258 grafportretten die de historica onderzocht zijn afkomstig uit de Romeinse provincies Britannia (het huidige Engeland en Wales), en Germania Inferior en Gallia Belgica die een groot deel van Nederland, België en Noord-Frankrijk omvatten. Ze komen uit de periode vanaf de verovering van deze regio’s, toen grafkunst hier voor het eerst verscheen, tot het begin van de vierde eeuw na Christus, toen men stopte met het maken van deze portretten.
De onderzochte portretten variëren van zeer gedetailleerde levensgrote portretten die mensen met veel geld konden laten maken, tot meer eenvoudige portretten. Sommigen staan nog op de oorspronkelijke plekken, maar de meesten zijn te vinden in de tentoonstellingszalen en depots van musea. Op de grafportretten droegen mensen Romeinse kleding, hun lokale Gallische stijl, of juist een mix van bijvoorbeeld Romeinse kleding met een lokaal hoofddeksel. Wat opviel was vooral de zeldzaamheid van de toga.
In tegenstelling tot wat veel boeken zeggen, werd dit meest typische Romeinse kledingstuk helemaal niet populair in het noordwesten.
Wel vond Hamelink hier vaker het Romeinse avondkostuum, dat gedragen werd bij het diner en andere feestelijke gelegenheden. ‘Dit Romeinse culturele gebruik voor mannen en vrouwen werd dus beter geaccepteerd, en heeft zeer waarschijnlijk te maken met de overname van Romeinse eetgewoonten.’
Gallische kleding: het meest populair
De kledingtrend die Hamelink het vaakst vond, was een lokale innovatie die bekend stond als Gallische kleding. ‘Het bewijs dat men dit droeg was overweldigend, zowel door mannen als vrouwen en in alle lagen van de bevolking. Deze lokale kledingstijl werd ook gecombineerd met Romeinse accessoires, haarstijlen en stijlelementen. Je ziet hierin goed dat mensen Romeinse trends creatief combineerden met lokale kledingtradities.’
Reconstructies
Bijzonder is dat Hamelink reconstructies maakte van de Gallische kleding met de juiste materialen (wol en linnen), patronen en kleuren. ‘Dit was belangrijk om goed te begrijpen hoe de kledingstukken er uit zagen en voelden en welke vorm ze aan het lichaam geven’, legt Hamelink uit. ‘Daarmee krijgen we nog meer inzicht in hoe de kledingcultuur in onze streken verschilde van Romeinse kleding uit het Mediterrane gebied, en hoe deze twee culturen binnen dat grote rijk door elkaar beïnvloed werden.’
Spiegels en waaiers
De invloed van het centrum van het Romeinse rijk vond Hamelink ook in gebruiksvoorwerpen terug. ‘In mannen- en vrouwengraven uit de IJzertijd in Brittannië zijn bijvoorbeeld spiegels aangetroffen. Maar op grafportretten uit de Romeinse tijd uit hetzelfde gebied vinden we die alleen nog bij vrouwen. Net zoals in het centrum van het rijk het gebruik was.’ Bij waaiers werkte dit andersom:
‘In het centrum van het Romeinse rijk, waar de waaier vandaan kwam, werd deze alleen door vrouwen gebruikt. Het noordwesten nam de waaier wel over, maar niet uitsluitend voor vrouwen. Ik vond deze ook terug op grafportretten van mannen.’ De overname van Romeinse ideeën over gender, en hoe je deze met kleding en accessoires uitdrukt, was dus niet vanzelfsprekend stelt Hamelink.
Lokale innovatie
De vondsten laten volgens Hamelink zien dat de Romeinse wereld een hele diverse wereld was, waar lokaal meer innovaties plaatsvonden dan vaak gedacht. ‘Mensen volgden niet alleen maar trends vanuit het centrum van het rijk. Ze innoveerden zelf, en combineerden elementen en kledingstukken uit verschillende tradities op creatieve en veelzeggende manieren.’
Harmelink verdedigt haar proefschrift op woensdag 4 december 2024 aan de Universiteit van Amsterdam.