De NOS-documentaire Nederlandse Joden na de bevrijding – Terug naar niets, niemand, nergens laat zien dat de bevrijding van Nederland in mei 1945 voor veel Joodse overlevenden niet het einde betekende van hun lijden. Wie terugkeerde uit de kampen of de onderduik hoefde bij terugkomst niet te rekenen op extra hulp of compassie. Nederland moest zo snel mogelijk worden opgebouwd en voor omkijken was geen tijd.
Aan de hand van gesprekken met onder meer schrijfster Jessica Durlacher en historica Michal Citroen wordt in de documentaire de pijnlijke naoorlogse realiteit in beeld gebracht. Joden die de Holocaust overleefden keerden terug in een land waar nauwelijks ruimte was voor hun verhalen of hun verdriet. Wie klaagde, werd al snel gezien als hinderlijk.
Niets te vieren
Het overheersende beeld van de meidagen van 1945 is er een van hossende menigtes, zwaaiende bevrijders, chocola en sigaretten; van grote vreugde en feest dus. Hitlers Duitsland was verslagen en de verschrikkingen van de oorlog waren achter de rug. Nederland moest nu worden opgebouwd en voor omkijken was vaak geen tijd.
Voor veel Joden viel er echter weinig te vieren. Familieleden, vrienden en kennissen waren vermoord. Synagogen waren verwoest, gemeenschappen ontwricht, het hele openbare Joodse leven lag stil. Veel terugkeerders moesten hun leven volledig opnieuw opbouwen, zonder netwerk of steun. De NOS:
Voor de Joden is er geen feest, want er is niets om naar terug te keren. Niemand zit op ze te wachten. Nergens kunnen ze terecht.
In de documentaire wordt pijnlijk duidelijk dat de overheid na de oorlog totaal onvoorbereid was op de terugkeer van de getraumatiseerde overlevenden uit de concentratiekampen. De repatriëring verliep dan ook moeizaam en veel overlevenden stuitten vaak op een bureaucratisch overheidsapparaat. Zo ontvingen veel Joden bij terugkeer bijvoorbeeld nog aanslagen voor achterstallige belasting uit de tijd dat ze in Duitse kampen gevangen hadden gezeten.
Pogingen om geroofde bezittingen terug te krijgen liepen vaak ook stuk. Pas decennia later, rond het jaar 2000, kwam er enige compensatie via de zogenoemde Maror-gelden.
Ook het herstel van familiebanden verliep moeizaam. Sommige Joodse ouders kregen hun in de oorlog ondergebrachte kinderen niet terug, onder meer door ingrijpen van instanties als de Voogdijcommissie Oorlogspleegkinderen. De gevolgen daarvan werkten soms generaties lang door.
De documentaire wordt uitgezonden op zondag 4 mei, van 20.53 uur (NPO 2)