Mensen van vlees en bloed
Alle vier die boeken staan in een lange traditie. In 1999 zette Geert Mak met De eeuw van mijn vader de standaard, vele boeken zouden volgen. De boeken worden meestal aangeduid als ‘literaire non-fictie’: waargebeurde verhalen die lezen als een roman. Schrijvers baseren zich op de feiten, maar gebruiken alle literaire technieken om een meeslepend verhaal neer te zetten. De boeken zetten mensen van vlees en bloed neer, mensen met wie je als lezer kunt meeleven, verhalen die je voelt. Daarbij houden auteurs zich aan de ‘regel’ die Mak al in 1998 formuleerde: de auteur van literaire non-fictie houdt zich aan de feiten, het is allemaal echt gebeurd wat hij schrijft. Althans, het komt in die buurt.
Oorlogsduif
Als eerste Oorlogsduif van schrijver Onno Blom (De Bezige Bij). Samen met zijn vader, hoogleraar geschiedenis Hans Blom, gaat hij op zoek naar de verborgen geschiedenis van zijn familie. ‘Ik kom uit een familie van bewaarders’, noteert Blom. Hij en zijn vader vinden overal historisch bronnenmateriaal, waarmee Blom de sfeer en emoties uit de oorlogsjaren invoelbaar kan opteken. Nauwgezet beschrijft hij hoe zijn overgrootvader, limonadefabrikant van beroep, in de armen van de NSB loopt.
Johan Blom, zijn vrouw en kinderen verlangen naar een sterke leider die Nederland een hoopvolle toekomst zou geven. Ook opa Jan Blom is aanvankelijk lid, maar keert op zijn schreden terug. Het leidt tot een pijnlijke breuk in de familie. In de oorlogsjaren is opa Jan actief in het verzet; met verzetsgroep De Duif is hij actief in Friesland. Tragisch is hoe Blom de executie van verzetsvriend Philip Pander beschrijft en de angst die dat oproept. Oorlogsduif is vooral een boek dat de grens tussen goed en kwaad verkent, een grens die dwars door families heenloopt.
God en de oorlog
Vlak voor zijn dood geeft Kees van Zweden al zijn dagboeken aan zijn dochter Corien. De tekst beslaat zesduizend pagina’s, ruim vijfenvijftig jaar van zijn leven. ‘Je mag met mijn dagboeken doen wat je wilt’, zegt hij. Aanvankelijk doet Corien weinig met de dagboeken, pas tien jaar later gaat ze serieus lezen. En vanaf dat moment laat het verhaal haar niet meer los. In Het geloof van mijn vader onderzoekt journalist en schrijver Corien van Zweden de worsteling van haar vader met het oorlogsverleden én met zijn gereformeerde geloof. Het leven van Kees, zo blijkt uit de dagboeken, is gestempeld door die oorlogservaring. Als kleine jongen maakt hij de bombardementen op Den Helder in mei 1940 mee. Drie jaar later wordt zijn vader Jaap van Zweden meegevoerd door de Duitsers. Hij overleeft de strafgevangenis van Kleef, maar zijn gezondheid verslechtert zodanig dat hij in 1952 aan een slepende ziekte overlijdt.
Kees komt de mentale gevolgen van de oorlog nooit te boven, schrijft Corien. Ze reconstrueert in haar boek ook hoe haar vader worstelde met zijn gereformeerde geloof. Ondanks zijn twijfels liet Kees zijn geloof niet los. ‘Hij kon en wilde het idee van een betekenisloze, blinde geschiedenis niet verdragen’, schrijft Corien. Het maakt Het geloof van mijn vader tot een fascinerend boek, waarin de verhalen van opa Jaap, vader Kees en het eigen levensverhaal van de auteur prachtig worden verweven. Het is de geschiedenis van drie generaties, die op hun eigen manier worstelden met God en de oorlog.
Zwijgende vaders
In tegenstelling tot Corien van Zweden heeft Tim Overdiek voor Zwijgende vaders (Uitgeverij Balans) bijna geen bronnen tot zijn beschikking om het verhaal van zijn vader te vertellen. Paul Overdiek wordt in 1943 in Duitsland tewerkgesteld, maar zijn zoon heeft bij de start van zijn zoektocht alleen een foto. Dat is verklaarbaar, direct na de oorlog wordt dwangarbeiders geadviseerd om vooral niet te veel te praten over hun tijd in Duitsland. Paul Overdiek zwijgt daarom, en die eindeloze stilte zorgt voor psychologische moeilijkheden. Zijn zoon laat het er echter niet bij zitten. ‘Trauma’s werken generatieslang door als je er niet actief mee aan de slag gaat’, weet hij.
Via de mannen rond zijn vader reconstrueert Overdiek stap voor stap de ervaringen van zijn vader op reis naar Duitsland en in het kamp. Om dichter bij zijn vader te komen, om hem te begrijpen. Terwijl de verhalen van anderen zich voor zijn ogen ontrollen, loopt het verhaal van zijn vader keer op keer dood, tot grote teleurstelling van Overdiek. En tot angst, angst dat zijn vader misschien collaboreerde met de Duitsers. Het boek van Overdiek is het meeste van deze vier boeken vooral het verhaal van een zoektocht, naar zijn vader en naar zichzelf.
Stilte na de oorlog
Een heel andere vorm kiest Nynke Kuipers. In haar graphic novel Stilte na de oorlog (Uitgeverij Van Oorschot) vertelt ze het verhaal van haar opa, die in 1940 lid wordt van de NSB. Ook haar verhaal start bij het overlijden van haar opa, die tijdens zijn leven een moeilijke man is. Kuipers wil het geheim van de familie ontrafelen, om het niet langer als geheim door te geven. Met haar moeder gaat ze op speurtocht in het Nationaal Archief. Ook op andere plekken, zoals tijdens vakantie in Friesland waar ze met haar zoons een oorlogsmuseum bezoekt, komen puzzelstukjes van het verhaal naar boven.
Stilte na de oorlog heeft een aansprekende vorm: korte teksten vertellen het verhaal, prachtige illustraties zetten aan het denken. Felle kleuren zette de contrasten tussen goed en kwaad aan. Het boek laat zien hoe het zware oorlogsverleden van generatie op generatie wordt doorgegeven. Het NSB-lidmaatschap van opa drukte zwaar op oma, op haar moeder en op haarzelf. Kuipers voelt hoe ook zij het verhaal weer doorgeeft aan haar zoons. Maar haar zoektocht verandert iets wezenlijks. Het verleden wordt niet meer weggestopt, maar in de openheid onderzocht. De beeldroman lijmt de scherven van het familieverhaal aan elkaar, ook al zullen de barsten zichtbaar blijven.
Drie generaties
‘Wanneer een oorlog voorbij is, duurt het nog drie generaties voor hij echt voorbij is’, zo citeert Corien van Zweden in haar boek. De vier boeken die hier centraal staan bevestigen deze uitspraak van schrijver Oek de Jong. Alle vier de auteurs kennen een familiegeheim, maar besluiten het zwijgen te doorbreken. Allemaal gaan ze wél op zoek naar de waarheid over het verleden in plaats van die te verzwijgen.
Wat de boeken delen is een empathische houding: de auteurs doen een oprechte poging om de levens van hun voorouders te begrijpen, ook al liggen die keuzes ver af van de hedendaagse leefwereld. Eveneens ademen de boeken persoonlijke betrokkenheid, de persoon van de schrijver is voortdurend actief aanwezig in het verhaal. De zoektocht naar het verleden krijgt evenveel aandacht als het historische verhaal zelf. Daarmee onderscheiden deze boeken zich van wetenschappelijke studies. Alle vier zijn het geschiedenissen van één familie, maar aan de hand daarvan wordt een universeel verhaal verteld, een verhaal over de verwerking van het oorlogsverleden in het leven van gewone families.