Op 7 september 1812 werd bij Borodino, een dorp zo’n honderdtwintig kilometer ten westen van Moskou, een grote slag geleverd tussen Napoleon en de Russische troepen. De slag werd gewonnen door het leger van Napoleon en is de geschiedenisboeken ingegaan als een van de keerpunten van de Napoleontische oorlog van 1812.
Onder leiding van Napoleon waren de Fransen in 1812 Rusland binnen gevallen. Aanvankelijk kreeg het leger weinig tegenstand. Het kon relatief eenvoudig het vijandelijk gebied binnentrekken. De Russen trokken zich terug en gebruikten hierbij de ’tactiek van de verschroeide aarde’: alle zaken van militaire en economische waarde (die de vijand van dienst zouden kunnen zijn) werden vernietigd. Ook werd op verschillende plekken het water vergiftigd, waardoor de Franse soldaten allerlei besmettelijke ziektes opliepen.
Napoleon werd door het gebrek aan voorraden gedwongen steeds verder Rusland binnen te trekken. Ondanks zware materiële verliezen was hij vastbesloten door te trekken naar Moskou. Hij was er van overtuigd dat hij de Russen daar tot overgave kon dwingen. De slag bij Borodino, het voorstadje van Moskou waar het gevecht zich afspeelde, werd nipt door de Fransen gewonnen, al kan ook gezegd worden dat de strijd feitelijk onbeslist eindigde. De overgebleven Franse troepen waren ernstig verzwakt en vanwege de grote verliezen niet in staat tot een achtervolging.
Een week na de slag trok Napoleon met zijn leger wel Moskou binnen. Velen verwachtten dat er nu vredesonderhandelingen zouden beginnen. Het liep echter anders.
De Moskouse graaf Fjodor Vasiljevitsj Rostopsjin (1763-1828) had bevel gegeven alles te vernietigen wat de Fransen van nut kon zijn en al het wapentuig mee te nemen. Vervolgens staken de Russen Moskou in brand.
Het leger van Napoleon had het hierdoor zwaar te verduren. Door de brand gingen alle voedselvoorraden en pakhuizen in vlammen op. De Fransen zagen zich al snel genoodzaakt zich terug te trekken uit Moskou. Tijdens de terugtocht kwamen manschappen van Napoleon om het leven. Van de ruim 700.000 militairen die onder bevel van Napoleon Rusland aanvielen overleefden er uiteindelijk slechts 18.000 tot 22.000. Op 18 december 1812 eindigde de tocht naar Rusland. De beroemde Slag bij Borodino en de brand van Moskou worden vaak gezien als het keerpunt in deze Napoleontische oorlog.
Slachtoffers
Aan de Slag bij Borodina namen ongeveer 250.000 soldaten deel. Het is daarmee waarschijnlijk de grootste eendaagse slag in de napoleontische oorlogen. Hoeveel slachtoffers er precies vielen is niet helemaal duidelijk. De schattingen lopen flink uiteen maar over het algemeen gaat men uit van circa 70.000 doden en gewonden in totaal. Het Franse leger verloor volgens deze (lage) schatting ongeveer 30.000 tot 35.000 soldaten, terwijl het Russische leger ongeveer 40.000 slachtoffers te betreuren had. Voor de Fransen wogen de verliezen extra zwaar aangezien de manschappen, vanwege de afstand, niet eenvoudig vervangen konden worden.
Zowel de schrijver Leo Tolstoj als componist Pjotr Iljitsj Tsjaikovski verwerkten de Slag bij Borodino in hun werken, elk op hun eigen manier. Tolstoj beschreef de slag in zijn epische roman Oorlog en vrede, waarin hij de chaos en het lijden van de veldslag levendig uitbeeldde en het morele dilemma van de oorlog onder de loep nam. Tsjaikovski componeerde de beroemde Ouverture 1812, een muzikale viering van de Russische overwinning op Napoleon.