De slavernij uit de oude wereld lijdt als onderzoeksthema een beetje onder de slavernij uit het recentere verleden. Daarmee bedoel ik dat de plantage-slavernij uit de zuidelijke Verenigde Staten en het Caraïbische gebied helpen bepalen hoe wij kijken naar antieke onvrije arbeid. Zoiets is natuurlijk onvermijdelijk: onze belangstelling voor het verleden is nu eenmaal een afgeleide van wat we ervaren in het heden. Soms is dat verhelderend, soms is het juist misleidend.
Eén belangrijk verschil is dat het product dat de negentiende-eeuwse (en hedendaagse) slaven produceerden, was bedoeld voor een kapitalistische, door innovatie gedreven wereldmarkt. Ze was er zelfs een gevolg van. De spinmachine viel aan te drijven met een stoommachine – anders gezegd: het spinnen werd gemechaniseerd – maar dat ging beter met katoen dan met wol, zodat de vraag naar het eerste product steeg. Aangezien katoen niet mechanisch viel te oogsten maar van de struiken moest worden gehaald door mensenhanden, bloeide de plantageslavernij op. Zo’n integratie van de diverse wereldmarkten bestond in de Oudheid niet. De voortgaande innovatie van de negentiende eeuw, die slavernij uiteindelijk inefficiënt maakte, was er in de oude wereld evenmin.
Racistisch element
Een ander verschil, dat momenteel vaak onder de aandacht wordt gebracht, is dat de negentiende-eeuwse slavernij racistisch was: de slaven waren zwart en hun meesters waren blank. Of wit, zo u wil. In de Oudheid ontbrak deze tegenstelling: het ging om krijgsgevangenen, om mensen die hun schulden niet konden betalen, of om mensen die waren geboren als kinderen van slaven en die daardoor de status van hun ouders hadden gekregen.
Derde verschil: in de negentiende eeuw werkten slaven overwegend in de landbouw. Dat kwam in de Oudheid ook voor, want de agrarische sector vormde nu eenmaal 80-90 procent van de totale economie, maar we vinden tevens slaven als ambachtswerkers, als steenhouwers in de mijnen, als arts of of als secretaris van deze of gene aristocraat. We vinden slaven op vrijwel alle plaatsen in de antieke samenleving.
Sommigen bevonden zich, om zo te zeggen, aan de onderkant van de markt, anderen schurkten aan tegen de elite. Het idee dat slaven onderdrukt waren is natuurlijk juist, maar de werkelijkheid was complex. (In de Caraïben ook, trouwens. In Willemstad viel me op dat museum Kura Hulanda uitsluitend de afschuwelijkheden van de slavernij toonde terwijl het even verderop gelegen zeevaartmuseum uitlegde dat reders hun schepen met slaven bemanden en lieten varen naar de Bovenwindse eilanden. Dat die slaven er niet vandoor gingen, hoewel ze én een schip én weken voorsprong hadden, bewijst dat in elk geval zij het op Curaçao niet al te beroerd hadden. Het lot van plantageslaven was natuurlijk anders. Mijn punt is: het was complex.)
Eén ding staat, bij alle variatie, vast: in de Oudheid werd naar slaven omgezien. De armste slaven zullen niet de beste medische zorg hebben gehad, maar geen meester liet zijn slaven creperen. De echt onfortuinlijken in de antieke samenleving waren de dagloners, naar wie niemand omkeek, en die maar moesten zien of er op een gegeven dag werk en inkomsten waren.
Vernedering
Ook al was de slavernij in de Oudheid veelvormig, één ding was er altijd: de slachtoffers werden dagelijks herinnerd aan hun status. Die vernedering was al even veelvormig. Het kon gebeuren in de vorm van speciale kleding, een brandmerk, een kapsel of een knip in het oor. Het kon gebeuren doordat slaven als eersten of als laatsten ergens binnen gingen, of door een vernederende naam, zoals Marcipuer (“de jongen van Marcus” – dus zonder eigen naam). Archeologische musea tonen boeien en bordjes die sommige slaven om de nek moesten dragen. Of de slaaf droeg een halsband als de bovenstaande, die is te zien in het Bardo-museum in Tunis en dateert uit de late vierde eeuw n.Chr. Het voorwerp is gevonden in Bulla Regia, een Romeinse stad in het huidige Tunesië.
Het opschrift liegt er niet om: Adultera meretrix. Tene me quia fugivi de Bulla Regia. Het tweede deel betekent
“Grijp me omdat ik ben gevlucht uit Bulla Regia”.
De twee eerste woorden betekenen letterlijk “Overspelige hoer”, maar dat kan onmogelijk de juiste vertaling zijn. Overspel veronderstelt immers een officieel huwelijk en omdat een slavin niet kon trouwen, kon ze per definitie geen overspel plegen. Het moge echter duidelijk zijn dat de inscriptie op de halsband aangeeft dat de slavin seksueel eerloos was en je zou adultera meretrix wellicht kunnen vertalen als “hoerige slettenbak”. Wat hier achter schuil gaat, is niet meer te achterhalen, maar na eeuwen kunnen we nog weten dat een vrouw hier diep werd vernederd.
Overzicht van boeken over de oudheid
Overzicht van boeken over slavernij