Waarom eeuwenoude taalregels soms niet ingeburgerd raken

‘Groter als’ of ‘groter dan’?
4 minuten leestijd
5
Loden letters van een letterzetter
Loden letters van een letterzetter (CC BY 2.5 - )

De eerste pogingen om onze taal in een grammatica te kaderen, dateren uit de zestiende eeuw. Die pogingen kregen navolging in de zeventiende en achttiende eeuw en waren voornamelijk een Noord-Nederlandse aangelegenheid. Pas in de tweede helft van de achttiende eeuw begon men ook voor het Vlaams of Zuid-Nederlands aan regels te denken. Ze bedenken is een ding, ze implementeren bleek heel wat moeilijker.

Voor haar doctoraat aan de VUB en de Leidense Universiteit onderzocht Eline Lismont hoe die regelgeving tussen 1550 en 1850 tot stand kwam en waarom de ene regel wél en de andere geen ingang vond in het dagelijkse taalgebruik.

“De taalregels ontstonden uit de noodzaak voor intellectuelen om met de eigen taal aan de slag te kunnen”, zegt Lismont, nu postdoctoraal onderzoeker aan het departement Taalkunde van de VUB. “De nood aan een min of meer gestandaardiseerde grammatica en een breed erkende spelling kwam er in het kielzog van de opkomende boekdrukkunst en was in eerste instantie vooral gericht op het vertalen van bijbelteksten uit het Latijn. Stromingen als de Renaissance en het humanisme wilden de Bijbel voor iedereen beschikbaar maken, waardoor steeds meer teksten ook in het Nederlands worden gedrukt. Als je een Bijbelvertaling op grote schaal wilt verspreiden, heb je behoefte aan een uniforme taal. Tot de renaissance was Latijn de wetenschappelijke en intellectuele voertaal.”

Schoolboeken

Lismont vergeleek voor haar onderzoek grammatica’s en schoolboeken, die voorschrijven hoe het nieuwe gestandaardiseerde Nederlands eruit zou moeten zien, met ‘natuurlijk’ taalgebruik in administratieve teksten, gedrukte teksten en dagboeken of reisverslagen. “In die vroege periode van de zestiende, zeventiende eeuw zie je nauwelijks invloed van die nieuwe taalregels op het bredere taalgebruik”, aldus Lismont.

In gedrukte werken wordt er vaak rekening mee gehouden, omdat daar eindredactie op gebeurde. In reisverslagen daarentegen spelen ze nauwelijks een rol. Dat is op zich niet zo verrassend, omdat de nieuwe regels vooral worden geformuleerd voor een hogere sociale klasse.

Na de val van Antwerpen in 1585 nam een aanzienlijk deel van de Zuid-Nederlandse elite de vlucht naar het noorden, wat volgens historici de Hollandse gouden eeuw inluidde. Daarmee verschoof het culturele en economische zwaartepunt in de lage landen voor lange tijd naar Amsterdam. “De taalnorm werd toen gezet door het werk van Joost van den Vondel en P.C. Hooft”, zegt Lismont.

Joost van den Vondel
Joost van den Vondel, door Hendrik Bary, 1682
Vondel, geboren in 1587, groeide tot zijn zevende op in Keulen in een doopsgezind gezin. Het gezin was afkomstig uit Antwerpen en kwam daarna via Utrecht in Amsterdam terecht. Vondel was toen negen. Hij was een autodidact, maar groeide uit tot de belangrijkste dichter in het toenmalige Holland. “Eigenlijk was het simpel”, zegt Lismont:

Men kopieerde het taalgebruik van Vondel en Hooft en goot het in grammaticale regels.

De Nederlandse grammatica werd verder vastgelegd in de achttiende eeuw, een grammatica die nu nog grotendeels geldt. “In het Vlaanderen van de achttiende eeuw legde men zich niet zomaar neer bij de noordelijke suprematie en begon men toch stilaan tegen te sputteren. Tot de zeventiende eeuw is er over het Zuid-Nederlandse taalgebruik relatief weinig bekend. Kennelijk bleven de Zuid-Nederlandse tradities al die jaren een eigen leven leiden. Ze werden dan op hun beurt geformaliseerd in pogingen tot grammatica die in Gent, Brugge en vooral in Antwerpen werden neergeschreven, dikwijls door activistische schoolmeesters, zoals de Antwerpenaar Jan Des Roches, met een nationalistische agenda. Het is in die periode dat men in het noorden besliste om lange klanken, zoals de ‘a’ in maan, niet langer als ‘maen’ te schrijven, met de e als teken van de verlenging van de klinker, maar als maan, met een dubbele klinker. De verlengende ‘e’ bleeft evenwel nog een hele tijd gangbaar in Vlaanderen en groeide in de late achttiende eeuw zelfs uit tot een identiteitsmarkeerder, met name om de ‘Zuidelijke’ identiteit van de schrijver te benadrukken.”

Twee stromingen

De Vlaamse ambities voor een eigen grammatica kregen een flinke deuk tijdens de korte maar belangrijke periode tussen 1815 en 1830, de onafhankelijkheid van België. “Toen werd de Nederlandse dominantie in het taalgebruik grotendeels doorgeduwd”, zegt Lismont.

“Na de onafhankelijkheid kreeg je twee stromingen, een integrationistische die de Noord-Nederlandse grammatica als norm wilde, en de particularistische die het Vlaams als autonome taal wilde formaliseren. Dat is wellicht ook een van de redenen waarom de regels rond het gebruik van ‘hen’ en ‘hun’ niet zomaar ingang vinden. Het is niet succesvol omdat het voor veel taalgebruikers kunstmatig aanvoelt en de regel complex is. Men gaat de regel daarom eerder ‘overgeneraliseren’ en altijd ‘hen’ zeggen, omdat veel taalgebruikers denken dat ‘hun’ altijd fout is. Dat is niet enkel zo in Vlaanderen. Hetzelfde geldt voor ‘groter als’, dat ook in bepaalde regio’s in Nederland vaak gebruikt wordt en dat voor taalpuristen quasi onverteerbaar is.”

“Door het Verlichtingsideaal en het opkomende nationalisme ontstaat het idee dat er één taal voor de natie moet komen”, legt Lismont uit. “Schoolboeken worden voor een breder publiek geschreven en breder verspreid. Vanaf dat moment zie je dat de geformuleerde regels daadwerkelijk breed worden toegepast, al zie je nog wel grote verschillen in het succes.”

Een eenvoudige spellingregel als gebruik voortaan “aa” in plaats van “ae” wordt al snel breed toegepast, terwijl het verschil tussen ‘hen’ en ‘hun’ voor veel gebruikers lastig blijft. “Dat onderscheid bestond aanvankelijk niet in het Nederlands, maar is in de zeventiende eeuw toch ingevoerd”, zegt Lismont. “Daaraan zie je hoe ingewikkeld het is om een nieuwe taalregel te introduceren. Hen en hun is een van de weinige waarbij het min of meer is gelukt, maar zelfs nu hebben veel mensen er nog moeite mee. Wat veel beter gaat, is het versnellen of juist tegenhouden van bestaande veranderingen. Een voorbeeld hiervan is de fameuze dt-regel in werkwoordsvervoegingen als ‘hij wordt’. Die spelling werd al toegepast in de zestiende eeuw, maar wanneer schoolboeken de spelling ‘dt’ voorschrijven in de achttiende en negentiende eeuw, wordt de regel plots veel vaker toegepast in het bredere taalgebruik.”

Eline Lismont promoveerde op 2 april 2025 op haar onderzoek naar het ontstaan en de verspreiding van taalnormen in het Nederlands tussen 1550 en 1850, en waarom sommige taalregels wel ingang vonden in het dagelijks gebruik en andere niet.

5
0
Reageren?x
×