In de vijfde eeuw voor Christus leefde er volgens verschillende antieke auteurs in Athene een man genaamd Timon die helemaal niets meer van andere mensen moest weten. Hij had alle vertrouwen in de mensheid verloren en trok zich daarom volledig terug uit het openbare leven. Shakespeare liet zich door dit bijzondere personage inspireren voor zijn toneelstuk The Life of Timon of Athens (ca. 1607).
De beroemde mensenhater of misantroop Timon van Athene wordt genoemd door auteurs als Lucianus, Plutarchus, Aristophanes en Cicero. Volgens eerstgenoemde was Timon de rijke zoon van een man genaamd Echecratides. Kennelijk was Timon nogal goedgelovig, want hij gaf veel van zijn vrienden geld. Toen vrijwel al het geld op was, bleek dat deze zogenaamde vrienden alleen maar op zijn geld uit waren geweest. Ze verlieten de berooide Timon een voor een.
Om in zijn onderhoud te voorzien moest de verbitterde Timon hierna werken voor zijn geld. Op een dag lachte het geluk hem echter weer toe. Hij vond een pot met goud en was in één klap weer een vermogend man. Timon’s oude vrienden keerden vervolgens allemaal weer terug, in de hoop dat hun oude vriend nog altijd bereid was genereus geld uit te delen. Timon moest echter niets meer van deze zogenaamde vrienden weten en verjoeg hen door kluiten aarde naar hen te werpen.
Vrienden zou Timon hierna nooit meer maken. Sterker nog: hij moest helemaal niets meer weten van mensen. Hij vertrouwde ze niet. Volgens Aristophanes was er slechts één man die Timon nog een beetje kon verdragen: Alcibiades. En dat niet omdat hij deze politicus en veldheer zo aardig vond. Timon vond de man alleen maar sympathiek omdat hij ervan overtuigd was dat Alcibiades in de toekomst Athene zou vernietigen.
Een bijzondere boom
Een andere anekdote die duidelijk maakt hoe diep de mensenhaat van Timon zat, draait om een bekende boom in Athene waaraan al veel Atheners zich hadden opgehangen. Timon was van plan een huis te bouwen, maar daarvoor moest deze ‘zelfmoordboom’ wel worden gekapt. Bij wijze van uitzondering begaf Timon zich voor een kort moment onder de mensen om de Atheense volksvergadering te bezoeken en zijn bouwplannen uit de doeken te doen. Niet omdat hij toestemming wilde vragen voor het kappen van de boom of om zijn plannen trots met de Atheners te delen, maar slechts om zijn toehoorders tot spoed te manen. Aangezien de beruchte boom binnenkort gekapt zou worden, konden ze zich beter vandaag dan morgen verhangen…
Grafschrift
Timon trok zich hierna weer terug en bleef de rest van zijn leven mensen mijden. Toen hij getroffen werd door een ziekte weigerde hij koppig zelfs een arts op te zoeken. Timon stierf en kreeg volgens Plutarchus een bijzonder grafschrift:
Aan alle kanten van mijn graf groeien dorens: als je naderbij komt zal je je voet bezeren. Hier ligt Timon, de mensenhater. Ga voorbij en verwens mij, maar loop door!
Voor zijn toneelstuk The Life of Timon of Athens baseerde Shakespeare zich grotendeels op Lucianus en Plutarchus.