‘Ik weiger me voor mijn vader te schamen’
Zomer 1940. Henk Kistemaker, de vader van Peter, zit werkloos thuis. De jaren van economische crisis zijn amper voorbij, maar na de bezetting van Nederland door de Duitsers is het vinden van een baan er niet eenvoudiger op geworden. Henk heeft een mulodiploma op zak. Een avondopleiding tot scheepsradiotelegrafist en radiotechnicus kon hij door de oorlog net niet afmaken. Net als veel van zijn klasgenoten was hij bovendien al voor zijn eindexamen door Shell gecontracteerd als mobiele operator. Ook daar gaat met de inval van de Duitsers in mei 1940 een streep doorheen. Zeven maanden lang zit hij zonder werk.

Na zijn opleiding in het Waffen-SS Ausbildungslager in Sennheim wordt Henk in juli 1941 overgeplaatst naar het oostfront. Nog steeds achttien is hij als ze hem inzetten voor Operatie Barbarossa, de aanval van de Duitsers op de Sovjet-Unie. Aan het front doet hij dienst bij een MG42-machinegeweergroep die onderdeel uitmaakt van een volledig Duits regiment. Kistemaker is er de enige Nederlander. Hij moet lege munitiekisten naar achteren dragen en volle naar voren. Zijn eenheid ligt bij de rivier de Dnjepr, waar ze onder veel vijandelijk vuur Russische stellingen proberen aan te vallen.

“Als klein kind zat ik bij mijn vader op schoot en dan vertelde hij enthousiast over zijn ervaringen in het leger,” zegt Peter.
Ik vond het prachtige, spannende verhalen. Het was ook fijn om even dicht bij mijn vader te zijn. Hij was een afstandelijke man. Normaal gesproken keek hij niet veel naar me om. Maar zat-ie op zijn praatstoel, dan had ik hem voor mij alleen en luisterde ik ademloos naar wat hij zei. Geen idee had ik, dat mijn vader vertelde over de foute kant van de oorlog. Dat besef kwam pas toen ik op de middelbare school zat.
Henk heeft het met zijn zoon over de geur van verrotting, artillerievuur, Russische infanterietroepen die brullend en schreeuwend de Duitse stellingen proberen aan te vallen, gillende paarden die gewond op het slagveld liggen, eindeloze colonnes krijgsgevangenen, de ijzige kou van de winter van 1942, een verwonding aan zijn hals door rondspattende granaatsplinters en later aan zijn knie, arm, hals en hoofd. Met die verwonding had Kistemaker geluk, zegt hij later, want nadat ze hem van zijn stelling hebben weggevoerd, wordt hij eerst verpleegd in het Poolse Krakau en mag hij daarna op verlof in Nederland. Het regiment Germania, waar hij deel van uitmaakte, wordt ondertussen aan het front door de Russen gedecimeerd. Van zijn compagnie van honderdvijftig man blijven slechts twaalf manschappen en één officier over.

Later, in januari 1943, raakt Kistemaker opnieuw gewond, dit keer door een schot door zijn rechterbeen. Hij wordt overgebracht naar een ziekenhuis in Wenen. Zes weken duurt zijn herstel daar. Uiteindelijk keert hij in juni dat jaar terug en wordt hij in een tankdivisie geplaatst. Om met zo’n pantservoertuig vertrouwd te raken, brengen ze hem met enkele kameraden over naar een tankfabriek nabij het Oostenrijkse Sankt Valentin. Henk wordt Funker, telegrafist, degene in de tank die contact houdt met de bemanning van andere tanks en die ook de interne communicatie-installatie bedient.
Ook in zijn tijd bij de Pantserdivisie zijn er hevige gevechten. Tanks gaan verloren en vrienden van Kistemaker vinden de dood. De keren dat hij zelf doodsangst voelt, herinnert Henk zich goed. De eerste keer is als hij koffie moet halen en de weg kwijt is. Hij moet zich in een greppeltje verschuilen voor een Russische compagnie die voorbij marcheert. Als de soldaten langslopen, voelt hij zijn hart in zijn keel kloppen. De tweede keer is in een winterstelling aan de rivier de Mioes in Oost-Oekraïne, als een rondrijdende Russische tank uitgerekend over zijn schuttersput rijdt. Henk ligt op wacht, voelt de uitlaatgassen in zijn zij en blijft als versteend liggen. Hadden ze hem gezien, dan hadden ze een korte draai gemaakt en hem met de rupsbanden verbrijzeld.

Na achterhoedegevechten rondom de steden Warschau en Boedapest volgt op 8 mei 1945 de capitulatie en wordt Kistemaker gevangengenomen door Amerikanen. Eenmaal terug in Nederland wordt hij gedetineerd in Kamp Amersfoort en tot vijf jaar cel veroordeeld. In 1948 krijgt hij als gevolg van de kroning van koningin Juliana gratie en is hij vrij. Nadien werkt hij als kassier bij een garagebedrijf en daarna in een juwelierszaak. Later, als dat bedrijf door een groothandel wordt overgenomen, wordt hij chef boekhouder en procuratiehouder en nog weer later filiaalchef van een juwelierszaak in Alkmaar.
Peter groeit op met een vader die buiten het gezin om zwijgt over de oorlog en de eerste jaren daarna. Erover praten is onverstandig. Vanwege zijn diensttijd bij de Waffen-SS en zijn detentie heeft hij een gat in zijn arbeidsverleden. Vertellen wat hij in die periode heeft gedaan, gaat niet. Dan zal niemand hem aannemen.
Ook Peter zwijgt over het verleden van zijn vader, zegt hij. “Omdat hij me dat vroeg. Hij wilde niet het risico lopen dat ik zijn carrière om zeep zou helpen. Ik was loyaal. Hij was de man die thuis het brood binnenbracht, dus ik ging niet de hand bijten die ons voedde. Dat zou dom zijn geweest. Als kind was ik me daar al bewust van. Ik vond het moeilijk om dat grote geheim voor me te houden. Het werd vooral zwaar als mensen me erover door gingen zagen. Als ze bleven vragen hoe mijn vader mijn Duitse moeder had ontmoet. Dat voelde meteen alsof ik me bewoog in drijfzand. Ik zei dan dat ze in 1953 waren getrouwd, wat ook zo was. En dat hij haar na de oorlog had leren kennen. Tussen zijn detentie van 1945 tot 1948 en een periode om werk te vinden in Duitsland daarna, zat een gat van acht jaar dat ik altijd gebruikte om te verklaren hoe mijn ouders bij elkaar waren gekomen. Zo kwam ik ermee weg.”

Boek: Vader zat bij de SS – Rick Blom
De Waffen-SS – Het Europese leger van de nazi’s
De SS in infographics
Bekijk dit boek bij: