Afgelopen zondag is in haar woonplaats Amsterdam verzetsstrijdster Betty Goudsmit-Oudkerk op zesennegentigjarige leeftijd overleden. Zij was het laatste nog levende personeelslid van de beroemde crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg aan de Amsterdamse Plantage Middenlaan, van waaruit het personeel tijdens de Tweede Wereldoorlog vele honderden joodse kinderen wist weg te smokkelen. Als zeventienjarige joodse kinderverzorgster werkte Betty mee aan dit verzet.
Betty Goudsmit-Oudkerk verloor tijdens de oorlog haar moeder, oma en twee broers. Tot enkele jaren geleden sprak ze publiekelijk nooit over haar oorlogservaringen. Op aandringen van haar kinderen liet ze haar verhaal uiteindelijk toch vastleggen in het boek Betty – Een joodse kinderverzorgster in het verzet, geschreven door Esther Göbel en Henk Meulenbeld. Het eerste exemplaar werd in 2016 overhandigd aan Eberhard van der Laan, destijds burgemeester van Amsterdam. De uitgever schrijft naar aanleiding van het overlijden van de verzetsvrouw:
“Door haar moed, charme en mazzel ontsnapte ze aan een wisse dood. Vanuit het totale isolement waarin ze uiteindelijk terechtkwam wist ze zich na de oorlog een nieuwe familie en een nieuw bestaan te verwerven.”
Een jaar geleden legde Betty Goudsmit-Oudkerk een krans bij het Nationaal Monument op de Dam tijdens de Nationale Dodenherdenking.
Aandacht
De geschiedenis van de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg krijgt de laatste jaren veel aandacht. In 2018 verscheen bijvoorbeeld de dubbelbiografie Harry en Sieny, waarin het verhaal van Betty’s jeugdvriendin en crèchecollega Sieny Kattenburg en haar man Harry Cohen wordt beschreven. En momenteel wordt gewerkt aan een biografie van Henriëtte Pimentel, de directrice van de crèche.