Terwijl hij aan het roggen dorschen was
– Elsje, u is zeker wel bekend waarvoor u hier geroepen bent?
– Ja Mijn Heer
– Ben u toch zeker zwanger?
– Ja Mijn Heer
– Van wien?
– Van Harm Mooi, en is gebeurd op een zeker avond dat mijn moeder niet thuis was op den 19e augustus 1831.
Aldus een ondervraging door de raad van toezicht van de kolonie Wilhelminaoord van de zesentwintigjarige kolonistendochter Elsje Jacobs. In alle tuchtreglementen bij alle koloniën van weldadigheid worden ‘onzedelijk gedrag’, ‘zedelooze omgang’, ‘ontuchtige bedrijven’ en ‘verleiding tot onzedelijkheid van anderen’ genoemd als streng te bestraffen zaken, maar desondanks passeert jaar in, jaar uit een onafgebroken stroom ongehuwd zwangere jonge vrouwen de tuchtzittingen.
Dat eindigt altijd met een tijdelijke verbanning naar de strafkolonie op de Ommerschans voor zowel de zwangere als de veroorzaker van de zwangerschap. En dit is een onderwerp waarover unanimiteit heerst, de besluitvorming is altijd ‘eenpariglijk’. Iedereen in de negentiende eeuw, ook de kolonisten, vindt dat gemeenschap voor of buiten het huwelijk uitgebannen dient te worden en door zeer strenge straffen moet worden tegengegaan. Tegelijk maken alle kolonisten één uitzondering op de gewenste strengheid van straffen: als de eigen zoon of dochter erdoor getroffen dreigt te worden.
Het merendeel van de zedelijkheidszaken zijn gevallen waarin ‘op het huwelijk is vooruitgeloopen’. Verliefde jonge stellen die met elkaar door het leven willen gaan en niet van elkaar af hebben kunnen blijven tot het boterbriefje er is. Dat betekent dat in de meeste gevallen bekend is wie de veroorzaker van de zwangerschap is en dat dat ook ruiterlijk wordt toegegeven.
Slechts af en toe komt het voor dat een als vader van de ongeborene aangewezen man dit ontkent. De hiervoor door Elsje Jacobs genoemde Harm Mooi is één van hen. Als hij door de tuchtraad wordt ondervraagd, zegt hij ‘dat Elsje Jacobs nooijt zwanger van hem kon zijn’, anders gezegd in de woorden van de raad: hij ‘ontkent blootelijks zijn schuld’.
Wat moet je dan als koloniale tuchtraad? Wachten tot het kind geboren is en dan kijken of die een beetje op Harm Mooi lijkt? Men wil zo lang niet wachten en gaat een redenering opbouwen. Men overweegt dat Elsje geen redenen heeft ‘Mooi in plaats van een ander te noemen’. Men weet ook dat ‘Elsje in het laatste jaar zich met geen ander bijzonder heeft opgehouden’. En daarom vliegt niet alleen zij maar ook Harm Mooi naar de strafkolonie.
Ontkenning van het vaderschap dwingt tuchtraden er wel toe om meer in detail te treden over het moment en de omstandigheden van bevruchting. Alida Wild en Willem Nieuwenhuizen, allebei drieëntwintig jaar, allebei als weeskind ingedeeld in hetzelfde huishouden, worden eerst apart verhoord. Omdat hij blijft ontkennen iets met haar zwangerschap te maken te hebben, moet Alida het nog eens vertellen waar hij bij is:
‘Zoo heeft zij noch nader en in zijn presentie hem voorgehouden het ogenblik en de plaats, de schuur waar zulks gebeurd was, terwijl hij aan het roggen dorschen was.’
Dan is het pleit beslecht. Al is het gebruik van het woordje ‘terwijl’ hier wat eigenaardig.
Overzicht van boeken van Wil Schackmann