De Schutterij in Zierikzee hield elke maandagmiddag in mei en oktober schietoefeningen in de buurt van de zeedijk, ten zuiden van de stad. We zien op de foto stoere mannen in uniform en met snor. Nieuwsgierige jongens zijn ook paraat. Net zoals in andere steden kende Zierikzee een Dienstdoende Schutterij, in tegenstelling tot het platteland waar een Rustende Schutterij was. De Zierikzeese schutters moesten in actie komen als ons land werd aangevallen. De foto is omstreeks 1904 genomen, drie jaar voor de opheffing. Daarna namen het leger en de landweer de taak van de schutterij over.
De schutterij
De geschiedenis van de schutterij heeft oude wortels. In de middeleeuwen werd de stad verdedigd door de eigen inwoners. De daarvoor in aanmerking komende mannen werden ingedeeld bij de schutterijen, die bij gevaar ieder een deel van de stadsmuur bewaakten, inclusief de poorten. Ze hadden hun eigen onderkomen. In Zierikzee waren dat er in de zestiende eeuw twee: het oude en het nieuwe schuttershof. Dat laatste wordt vermeld in 1567 en stond aan de zuidzijde van de stad. Over het terrein van onder meer dat schuttershof werd in 1617 de huidige Schuttershofstraat aangelegd.
Na het vertrek van de Franse troepen in 1813 en de vestiging van het Koninkrijk der Nederlanden werd de plaatselijke verdediging van ons land centraal geregeld. Er werden twee soorten schutterijen opgericht. In de steden werd dat de Dienstdoende Schutterij, die in Zierikzee in 1816 van start ging. Op het platteland werden de manschappen ingedeeld bij de Rustende Schutterij, die alleen bij een dreiging van oorlog werden opgeroepen. De Dienstdoende Schutterij daarentegen moest altijd paraat zijn. De schutters moesten zich daarom bekwamen in onder meer het omgaan met wapens.
Alle mannen in Zierikzee kwamen voor de schutterij in aanmerking maar konden bezwaren indienen. Die werden beoordeeld door een commissie die besliste over inlijving, uitstel of vrijstelling. Zo werd in 1823 mr. Joost Berman vrijgesteld omdat hij ‘zwak van gestel’ was. Levi Marcus Frenk, die zei hardhorend te zijn, kreeg een jaar vrijstelling. Wie in die periode 34 jaar oud was geworden, ging van actieve dienst over naar de reserve.
Paraat
Het stedelijke legertje bestond uit ruim driehonderd man. Tegen 1900 werd dit aantal, in verband met de voorgenomen opheffing, teruggebracht. Zo bedroeg de sterkte in 1902 nog 220 man, waarvan 115 in actieve dienst en 105 als reserve. Dat was ruim voldoende want volgens de geldende regels moesten er 142 manschappen zijn.
Oefenen betekende dat de schutters in de maanden april tot en met oktober om de twee weken elke zondagmiddag te vinden waren op het terrein achter de Gasthuiskerk. Van oktober tot en met februari kwamen ze elke maandagavond in de Concertzaal bijeen. Wie er moeite mee had om op zondag te oefenen, kon zich beperken tot de maandagavonden. Van mei tot oktober werden bovendien op zondagmorgen schietoefeningen gehouden dichtbij de zeedijk, zoals op de foto te zien is. De gemoedsbezwaarden en anderen mochten dat doen op maandagmiddag. Dat tijdstip was in het bijzonder bedoeld voor het kader van de schutterij en de meer geoefenden. Dat kader bestond uit een kapitein, die tevens voorzitter was van de schuttersraad, en een eerste en tweede luitenant. Dan was er een sergeant, tevens secretaris van de raad, en een korporaal. In de schuttersraad had ook een van de schutters zitting.
De belangrijkste taak van de schuttersraad was recht te spreken in tuchtzaken. Daarom was er een auditeur aan de raad verbonden, welke functie werd vervuld door een van de plaatselijke advocaten.
Parade
Een bijzonder evenement vormde de parade die werd gehouden op het Havenplein ter gelegenheid van de verjaardagen van de koning en de koningin en vervolgens door een deel van de stad trok. Ook op 20 juni, de dag van de viering van de slag bij Waterloo, of bij andere herdenkingen werd geparadeerd. De schutters werden voorafgegaan door de muzikanten. Uit dat deel van de schutterij werd in 1830 een apart muziekgezelschap opgericht, de nog steeds bestaande harmonie ‘Kunst en Eer’. Na de opheffing van de schutterij ging ‘Kunst en Eer’ zelfstandig verder. Tijdens de parade vond ook de uitreiking plaats van onderscheidingen voor langdurige dienst. Geparadeerd werd er ook als er een nieuwe kapitein of nieuwe officieren werden geïnstalleerd. Na de plechtigheid volgde een ovatie voor de nieuw benoemde. Later werd dat veranderd in een aubade door het muziekkorps na afloop van de rondgang. Tegen het einde van de negentiende eeuw werd het militair vertoon afgesloten met een gezellig samenzijn van de schutters in de Concertzaal. In 1904 vond voor de laatste keer de parade plaats. Daarmee was Zierikzee een bijzonder schouwspel armer. De parades trokken altijd veel bekijks, in het bijzonder van de jeugd.
~ Huib Uil
Gemeentearchivaris van Schouwen-Duiveland
~ Meer uitgelichte archiefstukken ~