Het leven van Agricola volgens Tacitus

De Romeinen in Brittannië
8 minuten leestijd
Het leven van Agricola

De Romeinse senator Agricola leefde in de late eerste eeuw na Christus en was een schoolvoorbeeld van een Romein die ernaar streefde om ‘de beste onder zijn standgenoten’ te worden. Hij bekleedde verschillende magistraatschappen met als kers op de taart de hoogst haalbare functie: consul. Zijn grootste successen behaalde hij echter als gouverneur van de provincie Brittannië (het hedendaagse Engeland en Wales).

Gnaeus Julius Agricola
Gnaeus Julius Agricola
In 98 werd het leven van Agricola op schrift vastgelegd door zijn schoonzoon; niemand minder dan Publius Cornelius Tacitus, een van de belangrijkste historici van de late eerste eeuw na Christus. Die tekst is nu verschenen in een vertaling door Vincent Hunink.

Successen in Brittannië

Het gouverneurschap van Agricola wordt door Tacitus jaar-voor-jaar naverteld vanaf de eerste zomer, die van 77, tot de laatste, die van 83. In deze zeven jaar boekt Agricola enkele successen.

Bij aankomst leidt hij een colonne legioeneenheden en hulptroepen de heuvels in en verslaat de Ordovices (een stam in het noorden van Wales) die de Romeinse cavalerie eerder een nederlaag heeft toebedeeld. Hierna trekt hij verder richting het noorden, maakt het werk van een van zijn voorgangers af (Suetonius Paulinus) en verovert het eiland Anglesey. In de drie volgende zomers lijft Agricola nieuwe stukken van Brittannië in: de Romeinen bereiken Schotland en versterken de strook tussen de rivieren Clyde en Forth met garnizoenen. In de zomer van 81 vaart Agricola langs Ierland en in zijn zesde ambtsjaar breidt hij operaties uit richting de rivier de Forth in het noorden. Hier breekt al snel de strijd uit met de volkeren van Schotland, wat leidt tot het hoogtepunt van het boek: de Slag bij de berg Graupius.

De Slag bij de Graupius

De zevende en laatste zomer in Brittannië, 83 n.Chr., trekt Agricola met zijn troepen naar de berg Graupius, die door de vijand is bezet. Onder de Britten is er één man die volgens de auteur uitblinkt, namelijk Calgacus. Vervolgens wordt er een favoriet genre van Tacitus ingelast, de retoriek, en worden de toespraken van zowel Calgacus (waarover zo meteen meer) en Agricola vastgelegd.

Dan brandt de strijd los. Hoewel de Britten de overhand hebben qua aantallen speelt Agricola in op hun korte ongepunte zwaarden door vier cohorten Bataven en twee cohorten Tungri in te zetten die zó dicht op elkaar staan gepakt dat de houwwapens geen effect hebben. Zo weten de Romeinen terrein te winnen waarop de andere legioenen ook de aanval inzetten. De Britten vluchten of gaan moedig hun dood tegemoet. Het resultaat: 10.000 doden aan Britse kant, 360 aan Romeinse kant.

De belastering van Keizer Domitianus

Buste van keizer Domitianus - Louvre
Buste van keizer Domitianus – Louvre
De Agricola moet vooral gelezen worden als een commentaar op het bewind van keizer Domitianus (r.81-96 n.Chr.); een Romeinse keizer wiens grilligheid Tacitus verwierp evenals het antwoord van het volk hierop: slaafsheid.

Het hele boek is doorspekt met verwijten aan zijn adres en geven blijk van zijn slechte karakter. In het Voorwoord steekt Tacitus direct van wal. Hij verontschuldigt zich voor het feit dat hij een biografie over zijn schoonvader heeft geschreven en geeft aan dat het vroeger (tijdens de Republiek) de normaalste gang van zaken was om de verdiensten van grote mannen vast te leggen. Vervolgens geeft hij de namen van mannen die hun lofzang met de dood hebben moeten bekopen onder Domitianus: Herennius Senecio en Arulenus Rusticus.

De genadeklap aan het adres van Domitianus wordt in het laatste deel van het boek uitgedeeld. Tacitus noemt Domitianus onder andere een huichelaar, opvliegend van karakter, onverzoenlijk en ondoorgrondelijk. Hij doet ook de laatste bloederige jaren van diens bewind uit de doeken. Vervolgens herinnert Tacitus aan enkele vooraanstaande slachtoffers. Herennius Senecio en Arulenus Rusticus worden opnieuw genoemd in dit rijtje.

Agricola en zijn relatie met Domitianus

Hoe Agricola zelf tegenover deze situatie stond, is onduidelijk. Hij draagt Brittannië gepacificeerd over aan zijn opvolger en volgens Tacitus ging er een gerucht dat er al een keizerlijk schrijven onderweg was naar Brittannië waarin hem min of meer het gouverneurschap over Syrië werd toegezegd. Bij terugkeer in Rome wordt hij bovendien vereerd met triomfdecoraties en een standbeeld.

Het lijkt er dus op dat Agricola een goede verstandhouding had met Domitianus. Daarentegen lezen we wel dat Agricola zich bij terugkeer in Rome terugtrekt uit het openbare leven en zo min mogelijk de aandacht op zich wil laten vestigen onder het mom ‘het verdraagzaam maken van zijn roem’ richting het volk.

Later zou hij ook de inloting voor het gouverneurschap van de provincie Africa of Asia hebben afgeslagen. Volgens Tacitus deed hij dit vanwege het lot van Gaius Vettulenus Civica Cerealis (gouverneur van Asia van 87-88 die recentelijk was terechtgesteld) en op advies van kenners van de gedachten van de keizer. Domitianus zou volgens Tacitus deze knieval zonder schaamte hebben aanvaard en het eregeld, dat Agricola in feite toekwam, niet hebben uitgekeerd.

Ondanks het verwijt van Tacitus dat zijn schoonvader in opdracht van Domitianus zou zijn vergiftigd, volhardt Agricola tot op zijn sterfbed in de onschuld van de keizer.

De Agricola als vergelding?

Fictief portret van Publius Cornelius Tacitus
Fictief portret van Publius Cornelius Tacitus
Tacitus is zeker niet de enige antieke schrijver die Domitianus in een slecht daglicht zet; ook Suetonius (70-140) en Plinius de Jongere (62-113) maken melding van zijn slechte karakter. Moderne geschiedschrijvers herkennen in Domitianus een keizer die in 15 jaar tijd veel goeds voor het Romeinse Rijk heeft gedaan, hoewel hij zich met name in de laatste jaren van zijn bewind meedogenloos opstelde.

Sommige historici zien in de Agricola een vergeldingsactie van Tacitus aan het adres van de keizer die Agricola naar Rome ontbood nog voordat hij zijn werk kon afmaken (lees: het veroveren van Ierland). Tacitus maakt hier geen melding van, maar vertelt wel over een Ierse koning die door zijn stam werd verbannen en door Agricola vriendschappelijk onthaald werd in de hoop dat hij hem ooit nog eens in kon zetten voor eigen doeleinden. Ook zegt Tacitus dat zijn schoonvader menig maal heeft laten ontvallen dat één legioen en bescheiden hulptroepen genoeg zouden zijn geweest om Ierland te veroveren. Door Agricola terug te roepen, zouden dergelijke plannen dus in het niet vallen.

Volgens Tacitus werd Agricola door Domitianus teruggefloten, omdat hij bezorgd was dat diens Britse successen de zege van de keizer in de provincie Germanië overtroffen (Tacitus spreekt over een ‘onechte triomf’ en beschuldigt Domitianus van het opkopen van slaven die hij als krijgsgevangen verkleedt en presenteert).

De vertaler van dit werk, Vincent Hunink, gelooft ook dat Tacitus schreef om zich op Domitianus te wreken en benoemt dit in zijn Inleiding. Tacitus gebruikt dit werk als een uitlaatklep om alle bittere gevoelens, die hij gedurende het bewind van Domitianus op heeft moeten kroppen, te uiten. Tevens kan hij zijn schoonvader genoegdoening verschaffen voor het feit dat hij in ongenade viel wegens zijn zeges en niet de eer en roem werd toegekend die hij verdiende.

Of als apologie?

Dit sluit niet uit dat Tacitus dit werk tevens als een apologie gebruikt: hij wil zich verontschuldigen voor zijn schoonvader en voor zichzelf vanwege het feit dat ze beiden goed boerden onder het bewind van een despoot. Door het hele boek heen wordt de lezer namelijk keer op keer getrakteerd op het onberispelijke karakter van Agricola en zijn succesvolle militaire carrière. In de optiek van Tacitus had hij een goed en onbedorven karakter, was hij een gematigde bestraffer, was hij dapper, gehoorzaam en rechtvaardig. Zelfs bij het overlijden van zijn zoon tijdens zijn gouverneurschap in Brittannië geeft Agricola het goede voorbeeld: hij liet zijn verdriet merken, maar niet met te veel opzichtigheid.

De vele loftuitingen over het gebalanceerde karakter van Agricola en zijn getemperde wijze van aanpak lijken op een verdediging. Alles wat Agricola doet is vanuit de beste intenties en om de keizer maar niet tegen de haren in te strijken. Tacitus zegt:

“Zelfs onder slechte keizers kunnen grote mannen leven. Met gehoorzaamheid en bescheidenheid, mits gepaard met ijver en energie, kan men tot grote hoogten stijgen”.

Tot slot is er nog de uitgesproken wens van Tacitus in het Voorwoord om lof voor de prestaties van zijn schoonvader te vragen en als dat niet lukt in elk geval begrip.

Calgacus spreekt zijn manschappen toe (19e-eeuwse afbeelding)
Calgacus spreekt zijn manschappen toe (19e-eeuwse afbeelding)

Pro-Britse attitude

Naast zijn duidelijke afkeer tegen Domitianus, vind ik zelf een aantal andere passages opvallend. In de hierboven al genoemde rede van Calgacus bijvoorbeeld benoemt Tacitus de tirannie van de Romeinen: ze zijn arrogant, inhalig, moorden en plunderen noemen ze heerschappij en een woestenij aanrichten vrede. Ze heffen belastingen, zetten de Britten aan het werk bij het aanleggen van wegen onder zweepslagen en scheldtirades etc. Het is in de woorden van Calgacus óf wraak nemen óf slavernij ondergaan.

‘Slavernij’ is overigens een woord dat Tacitus graag in de mond neemt in dit boek. Zo zegt hij dat na de eerste schermutselingen op Britse bodem, Agricola het jaar daarop aan de slag gaat om de levensstijl van de Britten te veraangenamen in de hoop hun oorlogszuchtige mentaliteit uit te schakelen. Het bezette gebied wordt ‘geromaniseerd’ door de opbouw van nederzettingen met tempels, markten en huizen. Verder laat hij de zoons van de lokale bovenlaag onderwijzen in de vrije kunsten en kennismaken met andere gebruiken zoals het dragen van een toga, baden en dineren op z’n Romeins. Hierop zegt Tacitus:

“Onwetend sprak men van ‘cultuur’, terwijl het deel was van de slavernij”.

Verder is er nog een passage waarin Tacitus aangeeft dat bij het vertrek van Suetonius Paulinus de Britten onderling over hun ‘slavernij’ spreken. Vervolgens doet Tacitus een boekje open over wat dit inhield (de gouverneur die het gemunt heeft op vlees en bloed, de procurator die uit is op have en goed, centurio’s die geweld plegen en zich overal aan vergrijpen etc.). Hij sluit de paragraaf af met de woorden:

“Zelfs goden hadden onderhand met de Britten te doen: die hielden de Romeinse bevelhebber uit de buurt en het leger in ballingschap op een ander eiland”.

Volgens Vincent Hunink duidt dit alles er niet op dat Tacitus pro-Brits is. Ook in zijn andere werken staat de Romeinse superioriteit voor Tacitus boven kijf. Een mooi stukje Romeins imperialisme is bijvoorbeeld te lezen in het verslag van de Slag bij de Graupius: Agricola zet eerst zes cohorten bestaande uit barbaren tegen de Britten in (Bataven en Tungri), maar de zege is uiteindelijk voor de Romeinen. Deze moderne lezer blijft de stille hoop houden dat Tacitus mogelijk een gemeend sprankje inlevingsvermogen voelde en dat zijn passages niet alleen cynisch bedoeld zijn.

Over de vertaling

Het leven van Agricola - Tacitus
Het leven van Agricola – Tacitus
Nederlands classicus Vincent Hunink vertaalde De vita Iulii Agricolae al in 2000 en dit boek is een herziene versie. In de inleiding legt Hunink uit wie Tacitus was en wat dit werk zo bijzonder maakt: het persoonlijke inkijkje in zijn leven. Daarnaast geeft Hunink uitleg over de toegepaste genres in het werk, het Romeins imperialisme dat Tacitus laat doorschemeren en de opvallende belastering van Domitianus als motivatie om dit te schrijven.

In het nawoord licht Hunink een aantal keuzes toe in deze herziene versie. Zo geeft hij onder andere aan een ander inhoudelijk accent op verschillende punten te hebben gelegd naar aanleiding van het commentaar van Tacitus-expert A.J. Woodman in zijn vertaling (“Agricola”, 2014). Ook stijl is een belangrijk punt van aandacht geweest en de toegepaste wijzigingen dienen de stijl van Tacitus beter over te brengen en aan te sluiten op Huninks vertaling van de Historiën (2010).

Een andere wijziging in het werk is het schrappen van de noten uit de eerste versie en het opnemen van een register van namen achterin. Persoonlijk vind ik dit erg jammer en geef ik er zelf de voorkeur aan gaandeweg tekst en uitleg te krijgen over bepaalde passages waar meer achtergrondinformatie gewenst is. Bijvoorbeeld wanneer Tacitus mannen als Herennius Senecio en Arulenus Rusticus noemt die hij bekend veronderstelt, maar voor de hedendaagse lezer vermoedelijk onbekend zijn. Deze namen staan weliswaar in het register, maar de reden van hun terechtstelling wordt niet vermeld.

Wat blijft is een prettig leesbare biografie die bijzonder interessant is om exact dezelfde reden die Hunink aangeeft: we komen iets dichter bij de man Tacitus.

0
Reageren?x
×