Albertus Magnus (ca. 1200-1280), Duitse filosoof, theoloog en bisschop. Ook wel Albert de Grote en Albert von Lauingen genoemd. Een van de belangrijkste geleerden uit de Middeleeuwen. In 1931 heilig verklaard door Paus Pius XI.

De communiteit van Keulen stuurde Albertus rond 1244 naar Parijs waar hij kennis maakte met het gedachtegoed van Aristoteles en Averroës. Kort hierna (1245) werd hij hier magister in de theologie. Tot 1248 bleef hij doceren in Parijs. Onder zijn toehoorders bevond zich ook de Italiaanse filosoof en theoloog Thomas van Aquino. In 1248 reisde Albertus Magnus naar Keulen waar hij de leiding kreeg over de net opgerichte academische opleiding van de Orde der Dominicanen. Van Aquino reisde met hem mee en bleef tot 1252 een van zijn leerlingen.

Vanaf 1258 was Magnus weer lector in Keulen. Een jaar later wist hij samen met Thomas van Aquino en Petrus van Tarantaise tijdens het generaal kapittel van de Orde in Valenciennes te bewerkstelligen dat een nieuwe studieregeling voor de dominicanen werd aanvaard. In 1260 werd Magnus benoemd tot bisschop van Regensburg. Twee jaar later legde hij die taak echter alweer neer zodat hij zich weer volledig aan de wetenschap kon gaan weiden. De paus verleende hem ontslag onder voorwaarde dat hij de inwoners van Duitsland en Bohemen op zou roepen deel te nemen aan de geplande Achtste Kruistocht.
In 1268 verzocht de generaal van de Orde hem opnieuw een leerstoel in Parijs te aanvaarden vanwege onrust op het vlak van politiek en leerstellingen. Magnus voelde zich te oud voor deze taak en belastte zijn oud-leerling Thomas van Aquino met de taak. Zelf keerde hij in 1269 terug naar Keulen waar hij tot zijn dood doceerde. In 1274 bezocht hij nog wel het Tweede concilie van Lyon en drie jaar later bracht hij een bezoek aan Parijs om de stellingen van zijn inmiddels overleden oud-leerling Thomas van Aquino te verdedigen.

Albertus Magnus publiceerde vele werken. In de late middeleeuwen doken er echter al een reeks werken op onder zijn naam, die niet van zijn hand bleken te zijn. Het is dan ook moeilijk een overzicht te geven van het werk van Albertus. Feit is dat Albertus Magnus de grootste Duitse middeleeuwse geleerde van zijn tijd was. Zijn literaire werkzaamheden worden vaak verdeeld over vier perioden:
- 1228-1248 (Keulen en Parijs, gewijd aan de theologie)
- 1248-1254 (Keulen, gewijd aan werken van Pseudo-Dionysius de Areopagiet en de ethica van Aristoteles)
- 1254-1270 (Gewijd aan de filosofische en natuurwetenschappelijke werken van Aristoteles)
- 1270-1280 (Keulen, gewijd aan de theologie)
De Duitse theoloog en filosoof werd door zijn tijdgenoten ook wel ‘Albert de Grote’ en doctor universalis genoemd. Hij dankt deze titels aan zijn volgens velen uitzonderlijke geleerdheid. In de kunst wordt Albertus vaak afgebeeld als dominicaan, soms met boek en pen of bisschopsmijter en staf.