Het Nederlandse archeologiebestel komt op onderdelen tekort en moet meer bij de tijd worden gebracht. Dat stelt de Raad voor Cultuur in het advies Archeologie bij de tijd, dat het deze week heeft aangeboden aan staatssecretaris Uslu van Cultuur en Media.
Sinds de jaren negentig is veel archeologisch onderzoek gedecentraliseerd en is er meer ruimte gekomen voor marktwerking. Volgens de cultuurraad heeft dat veel goeds opgeleverd maar zijn er ook zaken doorgeschoten. De raad:
“Zo zijn er per gemeente grote verschillen in onderzoekskwaliteit, en in bescherming van en voorlichting over archeologie. Verder staat de kwaliteit van het archeologisch onderzoek onder druk door voortschrijdende tariefdaling en scherpe concurrentie tussen de archeologiebedrijven.”
Nederland heeft een groot aantal archeologische bedrijven en die beconcurreren elkaar vaak op prijs, waardoor de inkomens van archeologen erg laag zijn geworden.
Tegenstrijdige belangen
Op gemeentelijk niveau is volgens de raad soms sprake van tegenstrijdige belangen, bijvoorbeeld tussen het belang van een versnelde bouwopgave en het belang van hoogwaardig archeologisch onderzoek. Als het aan de Raad voor Cultuur ligt krijgt elke gemeente of regio een eigen archeoloog. Veel gemeenten hebben al een vaste archeoloog, maar zo’n honderddertig gemeenten kunnen hier nog niet over beschikken. Deze gemeenten huren kennis in, bijvoorbeeld via commerciële adviesbureaus maar volgens de raad kan men niet altijd goed beoordelen of de geleverde diensten consistent zijn en kwalitatief voldoen.
“Deze manier van werken is niet per se slecht, maar wel riskant: er wordt zo geen kennis opgebouwd en er is geen ontwikkeling van een samenhangend archeologiebeleid binnen deze gemeenten. Ook betekent het dat archeologie niet vanaf het begin van elk ruimtelijk proces in de gemeentelijke organisatie is betrokken. Beide zijn een gemis.”
Vanwege het vaak regionale karakter van archeologie meent de cultuurraad dat het ook een goede zaak zou zijn als iedere provincie een “beleidscommissie archeologie” krijgt, met zowel een adviserende als toezichthoudende taak. Dit houdt volgens de raad echter niet in dat de decentralisatie wordt teruggedraaid:
“De gemeenten zijn aan zet, de provincie biedt een hulpstructuur die gemeenten in staat stelt tot optimaal archeologiebeleid. Tegelijkertijd worden zij scherper en inhoudelijker bevraagd door de provincie op de kwaliteit die zij leveren.”
CAO en beroepsvereniging
De raad wijst er verder op dat archeologen een vrij slechte arbeidsmarktpositie hebben. Gepleit wordt daarom voor invoering van een cao voor de archeologische opgravingsbedrijven. Ook zzp’ers zouden hier onder moeten vallen. Archeologen in overheidsdienst en bij universiteiten vallen al onder een cao, maar werknemers bij de archeologische opgravingsbedrijven nog niet.
Tot slot meent de raad dat het goed zou zijn als archeologen zich als beroepsgroep beter gaan organiseren, bijvoorbeeld als Orde van Archeologen, met als leden afgestudeerde en gekwalificeerde archeologen. Deze beroepsvereniging zou zich onder meer bezig moeten houden met kwaliteitsbevordering, bij- en nascholing en het vergroten van het publieksbereik of het bijscholing van vrijwilligers. Een dergelijk orgaan moet volgens de raad uit de beroepsgroep zelf komen. Wel kan de rijksoverheid een startsubsidie verlenen.