Bisschop Bekkers’ controversiële toespraak over geboortebeperking (1963)

Nederlandse toespraken – Denise Parengkuan
6 minuten leestijd
Bisschop Bekkers in 1962 (CC0 - Anefo - Harry Pot - wiki)
Bisschop Bekkers in 1962 (CC0 - Anefo - Harry Pot - wiki)
Lyndiol, de anticoncpetiepil van Organon (CC0 - Atria - Europeana)
Lyndiol, de anticonceptiepil van Organon (CC0 – Atria – Europeana)
Bij Just Publishers verscheen najaar 2018 het boek De 50 mooiste, beste en meest inspirerende Nederlandse toespraken. Historicus Denise Parengkuan verzamelde voor dit boek vijftig toespraken, waaronder een bekende toespraak van bisschop Bekkers over geboortebeperking. In de jaren zestig ontketende de anticonceptiepil een seksuele revolutie in Nederland. Een groot deel van Nederland was verzuild en gebonden aan de kerk, die tegen geboortebeperking was. Om tot een compromis met de kerk te komen besloot het Nederlandse bedrijf Organon, dat de anticonceptiepil ontwikkelde, in gesprek te gaan met de Brabantse bisschop Bekkers. Deze populaire man sprak zowel katholieken als protestanten aan en ontpopte zich zelfs tot de eerste tv-bisschop van Nederland. Op 21 maart 1963 liet hij zich in het tv-programma Brandpunt mild uit over de geboorteregeling. Bekkers vond dat gelovigen zelf moesten beslissen over het gebruik van de anticonceptiepil. Het interview leidde tot veel ophef. Maar wat zei de bisschop eigenlijk precies? Hieronder Bekkers’ toespraak zoals die in het boek van Parengkuan is opgenomen:


‘Geboortebeperking
in het katholieke gezin’

“Veel wordt tegenwoordig gesproken en geschreven over de geboorteregeling. Aan de wetenschap en haar ontdekkingen dankt de mens de mogelijkheid om regelend op te treden ten aanzien van de voortplanting. De spreiding van de geboorte is binnen de verantwoordelijkheid van de mens komen te liggen. Men kan zelfs stellen, dat de geboorteregeling – dat heel iets heel anders is dan de geboortebeperking – normaal deel uit gaat maken van de totale opdracht die de gehuwden hebben ontvangen. Deze regeling houdt in: het kindertal te zien in zijn betrekking tot het huwelijksleven in al zijn aspecten. Het grote of kleine gezin is beslist geen enkele verdienste.

“Spreekt in de groei naar het aankunnen van de persoonlijke verantwoordelijkheid niet een grote rol de voorbereiding op het huwelijk?”

Mag ik eens proberen om dat uit te leggen. Wie een christelijk huwelijk gesloten hebben, hebben uit Gods hand en onder Gods zegen een levenstaak aanvaard, die hierop gericht is: samen één leven leiden in echtelijke liefde, én samen een goed gezin stichten en opbouwen. Die echtelijke liefde moet in elk vertrek van het huis leven en vraagt om een eigen uitdrukking in de gehele lichamelijkheid van de mens. Vanaf de ontmoeting der ogen, het strelend gebaar, en de kus tot de éénwording der lichamen toe. Altijd zal dit een ontmoeting van mensen moeten zijn. Een menselijk handelen, dat veel meer is dan een driftmatig biologisch gebeuren.

Een menselijk handelen, dat is een uitdrukking van een oprechte liefdevolle persoonsverhouding. Dit is het menselijke in deze ontmoeting: dat hier de echte zich spontaan uiteinde liefde hand in hand gaat met verantwoordelijkheid voor elkaar, voor de vruchtbaarheid en voor het reeds gevormde gezin. Omgekeerd is het gezin dan pas op weg naar zijn ideaal, als het door deze liefde en verantwoordelijkheid gedragen wordt en het kindertal, groot of klein, daarvan de uitdrukking is.

Gezinsgrootte en huwelijksbeleving

De katholiek weet zijn huwelijk door de Kerk erkend, bevestigd en gezegend. Door Christus is het huwelijk tot sacrament verheven. Het ideaalbeeld van de eenheid tussen Christus en Zijn Kerk, zoals Paulus dat getekend heeft, is de hoogste norm voor de huwelijksbeleving. En de zijns betrokkenheid tussen God en mens erkent zij als de primaire bron van alle vruchtbaarheid in heel de schepping. Eerst binnen deze visie op het huwelijksleven in zijn geheel mag de vraag aan de orde komen van het kindertal: van de gezinsgrootte een vraag, die dus nooit los van het huwelijksleven in zijn geheel kan worden beantwoord.

In het huwelijk zijn de menselijke en goddelijke scheppende liefde verweven en vanuit haar gelovige bezinning op het verbond tussen mens en God zegt de Kerk: kinderen zijn een zegen en een gave Gods. Maar vanuit de menselijke beleving van het huwelijk, dus uit de liefde en de verantwoordelijkheid voor elkaar, voor de vruchtbaarheid en het reeds gevormde gezin, kunnen de gehuwden – en ook zij alleen – de vraag beantwoorden wat Gods roeping en levensopdracht voor hen concreet betekenen, om welke die grootte van hun gezin en hoe de opeenvolging van de kinderen moeten zijn. Hun menselijke liefde en verantwoordelijkheid kunnen aansporen zowel tot een groter als tot een kleiner gezin, tot gezinsuitbreiding of tot gezinsbeperking. Dit is hun gewetenszaak, waarin niemand treden mag.

‘Elke wijze van geboorteregeling heeft wat onbevredigends’

Zielzorger, arts of wie ook tot raadgever geroepen wordt, moet zoveel mogelijk het eigen geweten tot zijn recht laten komen. Hierbij denken wij ook graag hoe gehuwden zonder kinderen hun kinderloos zijn als een levensgroot offer ervaren. Een offer, dat een groot gezin met zich meebrengt. Wie in alle oprechtheid uit deze visie poogt te leven – met de feitelijke onvolkomenheden, die aan alle menselijke leven en handelen eigen zijn – heeft zijn levensroeping met gaafheid vervuld. Vanuit deze kijk op het huwelijk dient de christenmens zijn standpunt te bepalen in de moeilijke vraag hoe de geboorteregeling moet plaats hebben. Elke wijze van geboorteregeling heeft wat onbevredigends, omdat zij het gevaar inhoudt, dat de goede visie op het huwelijk verloren gaat, gevaar voor de wederzijdse liefde, gevaar voor de wederzijdse trouw….

Welke vorderingen die wetenschap ook zal maken, toch moeten wij ons afvragen of dit niet op de voorgrond moet staan een verdieping van de beleving van het menszijn, van het persoon zijn, waardoor de mens in staat is deze regeling op een zodanige manier te doen plaats hebben, dat zij past in het kader van de huwelijksopvatting, zoals wij die zojuist besproken hebben.

Welgemeende bekommernis

Ook de periodieke onthouding die volgens de katholieke opvatting hieraan nog het meest beantwoordt, is niet zonder bedenkingen. Als het waar is dat leven en beleving en opvatting ruimte tot groei hebben tot de dood toe, dan moeten wij ook durven aanvaarden, dat voor velen sprake is van een overgangstijdperk. Men is nog niet toe aan een authentieke beleving en daarmee moet de moraal rekening houden. Terwijl wij weten, dat de periodieke onthouding voor velen een oplossing betekent, weten wij ook, dat zij voor anderen onoverkomelijke bezwaren meebrengt.

Wij begrijpen dat er situaties zijn, waarin men zich niet in staat acht om met alle christelijke en menselijke waarden tegelijk rekening te houden. De Kerk ziet daarin niet als vanuit een vooroordeel egoïsme en gemakzucht – ook al zullen wij dat feitelijk nogal eens constateren, – zij weet dat welgemeende bekommernis om gezin en om elkaar de gehuwden wegen doet gaan, die zij niet als juist mag erkennen. Maar dan weet de Kerk ook dat wat voor de een haalbaar is, nog niet bereikbaar behoeft te zijn voor de ander. En dan kent zij ruimte voor een geleidelijke, wel eens langzame en gebrekkige groei, zoals dat mogelijk is op alle andere terreinen van het leven, naastenliefde, eerlijkheid, godsdienstigheid. En zolang de mensen nog niet zover zijn, houdt zij vast aan het beginsel, dat mensen, die serieus proberen, ondanks alle onvolkomenheden toch op de rechte weg zijn.

Zij heeft vertrouwen in de oprechte liefde en verantwoordelijkheid van de twee gehuwden, die hun hoop hebben gevestigd op de liefde en de kracht van de Heer. Waar dus de persoonlijke verantwoordelijkheid, een eis, die door het hele leven steeds meer gesteld wordt, groeien moet, zou ik er tenslotte op willen wijzen, dat wij in het leven zoveel danken aan het feit, dat wij medemensen hebben. Zelfs op het gebied van de huwelijksbeleving zijn de samenspraak met anderen en de weldaad van gedachtewisseling, die soms onverwachte perspectieven openen en richtwijzend kunnen zijn voor ‘t eigen leven. Wij denken hier aan de goede diensten van de huwelijksbureau’s, van zielzorgers en artsen, die graag rijke kennis en ervaring in dienst stellen. En kent u de folder ‘Wegwijs’ van de Katholieke Vereniging voor Geestelijke Volksgezondheid, die wegwijs maakt in de overvloed van goede lectuur over huwelijk en gezin.

Moeilijke opdracht

De mooiste, beste en meest inspirerende Nederlandse toespraken
De mooiste, beste en meest inspirerende Nederlandse toespraken

Spreekt in de groei naar het aankunnen van de persoonlijke verantwoordelijkheid niet een grote rol de voorbereiding op het huwelijk? Ik heb aan verkerende paartjes wel eens vriendschap en een geregeld gesprek met een spontaan jong echtpaar aangeraden. Aan het jonge gezin het contact met het echtpaar, dat veel zorgen heeft maar ook veel liefde of met gehuwden, die met gerijpte levenservaring terug zien op eigen tijd. Wanneer ik zulk een ontmoeting aan verloofden of jonggehuwden heb aangeraden, heb ik achteraf altijd dankbare reacties gekregen, al was het alleen maar, dat men ontdekte, dat men niet de enige was, die moeilijkheden had.

Wij staan allemaal voor de moeilijke opdracht van ons leven iets moois te maken, het beste te maken. Hiermee erkennen wij, dat een voortdurend tekortschieten eigen is aan ons leven, tekortschieten niet alleen in het willen, maar ook in het kunnen. Ja, vooral in het kunnen! Pas als wij dit erkennen en aanvaarden, wordt in dit aardse bestaan echte liefde pas mogelijk. Want het is juist het typerende van de liefde in het ondermaanse, waarin lach en traan elkander vinden, dat hij steeds een beroep inhoudt op de welwillendheid en de vergevingsgezindheid van de ander en dan vooral van De Andere.”

~ Bisschop Bekkers

Boek: Nederlandse toespraken – Denise Parengkuan
Ook interessant: De katholieke emancipatie

Bekijk dit boek bij:

Bestel dit boek bij de Historiek Geschiedeniswinkel

0
Reageren?x
×