De oudste berichten over de Brittenburg
Mogelijk was de ruïne van de Brittenburg al zichtbaar tijdens de grote Sint-Marcellusvloed van 15-16 januari 1362, zo suggereert een opmerking van een historicus 200 jaar later. De oudste eigentijdse vermelding, zij het zonder enig detail, is te vinden in een lofgedicht voor de Leidenaren uit 1401 van Willem van Hildegaersberch die verwijst naar de ‘borch te bretten’. Kennelijk begon de Brittenburg uiterlijk in de veertiende eeuw onder de duinen tevoorschijn te komen. Rond 1490 verschijnen verschillende waarnemingen van de resten in zee. De kroniekschrijver Jan Gerbrandzoon van Leyden schreef in zijn Latijnse kroniek dat ‘Die burch te Britten’ in de golven van de zee lag. De Kattendijke-kroniek, een recent ontdekt anoniem handschrift uit circa 1490, stelt ook dat er resten ‘in den kant van der zee’ lagen.
Een in 1517 verschenen gedrukt geschiedwerk van de humanist en historicus Aurelius vermeldt eveneens resten ‘als ‘t laech water is’. Hetzelfde schreef de geschiedschrijver Snoy twee jaar later in zijn handgeschreven Latijnse kroniek:
‘Ik voor mij zie er meer naar waarheid de burcht van de Britten in omdat hij uitkijkt op Brittannië. Daarvan zijn ook nu nog soms op de kust de sporen te zien, als door de zuidenwind de zee terugwijkt. Ik heb zelf van de fundamenten stenen gesloopt, waarvan er één aan de voorgevel van mijn huis met behulp van cement is opgehangen’.
De Brittenburg in het eerste Hollandse geschiedwerk
In 1517 verscheen de Divisiekroniek, de moderne naam voor het anoniem verschenen boek van de monnik en humanist Aurelius. Het geldt als het oudste echte geschiedeniswerk van het latere Nederland, met daarin de eerste langere verhandeling over de Brittenburg en de oudste illustratie ervan. Vernieuwend was onder meer dat het boek niet in het gebruikelijke Latijn maar in de Nederlandse volkstaal was geschreven. Als humanist wilde Aurelius een breed publiek bereiken. Hij correspondeerde met vooraanstaande geleerden van zijn tijd en bezocht vele bibliotheken, wat nog ware ontdekkingstochten konden zijn. Zo schreef hij over een bezoek aan een klooster in Henegouwen: ‘Ik vond een boek bedolven onder het stof en geschreven in zeer oud schrift, dat alle geschiedenissen van Germanië en de Belgische bevatte’. Aurelius streefde naar de waarheid en gaf in tegenstelling tot voorgangers als Van Leyden, veel informatie over zijn bronnen.
De korte samenvatting achterin vat de politieke bedoeling van de Hollandse schrijver Aurelius kernachtig samen. Het belooft de lezer de uitleg waarom Holland het vroegere Batavia zou zijn geweest. De Brittenburg is in het boek een belangrijke bouwsteen van deze zogeheten Bataafse mythe. Die stelde dat de Bataven bondgenoot waren van de Romeinen en uit Holland kwamen. Dat ging in tegen het destijds vijandige Gelderland, dat eveneens de Bataafse erfenis claimde. Nog maar kort voordat de Divisiekroniek in 1517 werd gedrukt, waren 6000 Gelderse soldaten plunderend door het Hollandse kustgebied getrokken. Het land van de Bataven lag volgens de Romeinse auteur Plinius tegenover Brittannië, zodat de Brittenburg voor de Hollanders de vermeende Bataafse wortels uitstekend symboliseerde.
Het is waarschijnlijk dat Aurelius de getoonde resten van de Brittenburg persoonlijk zag. Hij kwam tussen 1486 en 1488 in Leiden aan en verbleef daar tot 1526 regelmatig in klooster Lopsen, ongeveer 10 kilometer van het Katwijkse strand. In 2010 dook op een veiling een exemplaar van de Divisiekroniek op dat een beeld geeft van de toenmalige omgang met dergelijke boeken. Het geschiedwerk kostte naar schatting ongeveer twee gouden Rijnse guldens, ongeveer anderhalf maandsalaris van een timmerman. Het verklaart dat naar schatting slechts een honderdtal Divisiekronieken was verkocht. Vermoedelijk lag dit 2,5 kilo wegende exemplaar in een bibliotheek zoals destijds gebruikelijk vastgeklonken aan een ketting, nog fraai zichtbaar in de laat-middeleeuwse Librije in Zutphen. Kennelijk heeft iemand met interesse in de Brittenburg daarom een passage over de ruïne uitgescheurd en meegenomen. Kort erop is de moeite genomen in eigentijds handschrift de verdwenen pagina’s van een ander exemplaar over te schrijven en aan het boek toe te voegen waardoor de tekst weer compleet was.
In een tijd dat via internet veel vanachter de computer beschikbaar is, helpt het beseffen hoeveel moeilijker de eerste Brittenburg onderzoekers het hadden. Het boek is daarna nog intensief bestudeerd. In aanvulling op de in dit exemplaar nog aanwezige inhoudsopgave die vaak ontbreekt, heeft iemand gezien het soort handschrift niet veel later in de kantlijn korte samenvattingen geschreven zoals bij de illustratie van de Brittenburg: ‘t Huys te Britten wert van Claudius gesticht’.
De Brittenburg op zak
Een belangrijke aanvulling die tot nu toe onopgemerkt bleef, staat in een vanaf 1538 gepubliceerde verkorte schooluitgave van de Divisiekroniek. Met slechts 137 gram in broekzakformaat is het zeer geschikt als draagbaar schoolboekje. Het titelblad toont een ridderplaatje, gevolgd door een verder beeldloze tekst in gotische letters met hier en daar jaartallen in de kantlijn geschreven. Het schoolboek meldt dat bij de voormalige Rijnmonding een ‘groot starck casteel van muren en toernen’ stond en dat het inmiddels ‘in die zee verdronken’ was. Belangrijk is de aanvulling dat in 1520 na een storm uit het westen en zuidwesten de tevoorschijn gekomen resten nog ‘een man hoog’ zichtbaar waren. Dat klopt met latere berichten dat het muurwerk dat jaar tot 8 voet (2,5 meter) hoogte overeind stond en bij de duinvoet diep in het zand stak.
De in het schoolboek genoemde landinwaartse westenwind past bij situaties waarin met een hevige storm stukken van het strand en de duinen werden weggeslagen. Kennelijk waren in 1520 de resten nog metershoog bewaard onder de hogere delen van het strand en mogelijk de aangrenzende duinen. Naar zal blijken, lag het Romeinse maaiveld direct buiten de Brittenburg ongeveer op NAP niveau. De duinvoet op circa 3 meter daarboven was hoog genoeg om de restanten normaal gesproken aan het zicht te onttrekken.
Dat het muurwerk in deze fase nog zo hoog was bewaard, maakt genoemde illustratie van de Brittenburg uit 1517 interessant. De prent valt onder de zogeheten ‘groep C’ van in de Divisiekroniek hergebruikte houtsneden uit Gouda uit eind vijftiende eeuw. Dat gebruik van oude plaatjes was een vaak voorkomende kostenbesparing in deze ‘incunabelen’, de eerste gedrukte boeken. Mogelijk zocht Aurelius een bestaande houtsnede uit die bij zijn verhaal en de waargenomen resten paste. De metselaar bij een ladder en bouwsteiger geeft aan dat de versterking in aanbouw is, wat past bij de tekst die verwijst naar de bouw van de Brittenburg. De naar de duinen gerichte poort met twee kenmerkende halfronde torens past bij een dergelijke poort van de Brittenburg, zo zal nog blijken. Recent is geopperd dat het om het Britse kasteel van Vortigern gaat uit de Arthurlegende, en dat de prent primair vanwege die Britse connectie is uitgezocht. Maar als dat inderdaad zo is, sluit het niet uit dat de gelijkenis met de restanten bij de keuze meewoog.1
De vroege waarnemingen geven aan dat rond 1500 een deel van de ruïne nog door de hogere delen van het strand en mogelijk door de aangrenzende duinen bedolven was. Een ander deel lag al permanent in het water en verscheen als de zee extra laag stond. Gezien de strandbreedte van circa 130 meter bij laag water, strekten de waarnemingen zich dus minimaal over die lengte uit. Kennelijk was de Brittenburg aanzienlijk groter dan het 240 voet (75 meter) lange gebouw dat op latere plattegronden staat afgebeeld.
De Van Wassenaars: vermeende erfgenamen van de Brittenburg
Een enkele jaren geleden in de handel opgedoken handgeschreven stamboom uit circa 1600 toont op bijzondere wijze de destijds veronderstelde relatie van de familie Van Wassenaar met de Brittenburg. Die traditie verklaart mede dat Jan II van Wassenaar in 1520 een gerichte opgraving deed naar de ruïne en de familie nog eeuwen vondsten en afbeeldingen van de Brittenburg verzamelde.
In de Divisiekroniek stond al de mythe dat hun voorvaderen burggraaf van de Brittenburg waren geweest. Zeker is dat Philips van Wassenaar in 1340 burggraaf van Leiden was geworden waar zijn nazaten met onderbrekingen tot 1420 bij de Leidse burcht woonden. In de opgedoken stamboom heet hij ‘Philips heer van Brittenburg’. Zijn voorganger wordt omschreven ‘Alewijn, burggraaf van Leijden, heer van Rijnland en Brittenburg’. Daarvoor begint de reeks met ‘Jacob, burggraaf van Leijden, heer van Rijnlant en Brittenburg’. Boven deze stamvader staat een blauw wapenschild met gouden middenbalk. De Leidse motteburcht waar de familie woonde, is nog goed bewaard gebleven. Mede dankzij de kunstmatige heuvel is de weergang 18 meter hoog en biedt vanaf de top onder meer uitzicht op de tien kilometer verderop gelegen kust bij Katwijk. De historicus Junius schreef kort voor 1570 dat ‘eenvoudige verhalenvertellers’ geloofden dat vanuit de tegenwoordig nog bestaande stenen waterput van de Leidse burcht een geheime gang naar de Brittenburg voerde.
Een anonieme kroniek uit 1533-1542 introduceert de mythe dat de familie Van Wassenaar direct afstamt van de Catten, een stam die volgens de Romeinse historicus Tacitus was uitgeweken naar het kustgebied. Volgens de kroniek zou de naam Catwijck eraan herinneren dat de Catten naar die plaats waren uitgeweken. Daar zouden de voorvaders van de familie vanuit de Brittenburg de Rijn hebben beheerst. Als beheersers van dat water waren ze ‘Wasser heren’, waar de familienaam Van Wassenaar van afgeleid zou zijn, aldus de kroniek. Daarvoor had Aurelius in 1524 in een lofschrift op de gesneuvelde Jan II Van Wassenaar al geschreven dat hij de Hollandse vrijheid net zo had verdedigd als de Bataafse opstandelingenleider Civilis tegen de Romeinen, volgens Aurelius een directe voorvader van Jan II.
Mede omdat de relatie met de Brittenburg bijdroeg aan hun reputatie, was het voor de familie Van Wassenaar een belangrijk stuk geschiedenis en legde ze in de loop der jaren een collectie van oudheden en relevante documenten aan. Een deel van de vondsten werd afgebeeld op een in 1572 gemaakte plattegrond van de Brittenburg met daarop het familiewapen. Daarvan is een kopie op vet papier uit het familiearchief bewaard gebleven. Helaas is die tegenwoordig slecht leesbaar omdat tegen het uitdrogen aangebracht transparant Japans papier eraan gehecht is. Het origineel is na de verkoop tweede helft achttiende eeuw verdwenen.
De sfeer van oude adel komt tegenwoordig vooral tot leven in het latere familiekasteel en museum Duivenvoorde bij Voorschoten dat nog zeer authentiek is ingericht met oude interieurelementen zoals hertengeweien en familieschilderijen, zo illustreren onder meer oude foto’s. Al direct bij binnenkomst hangt in de grote entreehal een adellijke sfeer met een grote familiestamboom. Geïnspireerd door het verleden, dragen op een schilderij de kinderen ‘Romeinse’ fantasiekleding. Rechts in de hoek is bijna tegen het hoge balkenplafond een Romeinse inscriptie ingemetseld die bij de Brittenburg gevonden zou zijn, maar in werkelijkheid van elders kwam.
Boek: Brittenburg – Verdronken hoeksteen van het Romeinse Rijk
Ook interessant: De Romeinse limes
…en: De Brittenburg is zoek
Bekijk dit boek bij:
Bronnen ▼