Tijdens de Eerste Wereldoorlog werden er duizenden postduiven ingezet om veelal geheime berichten van en naar het front over te brengen. Een van deze duiven deed dit werk zo goed, dat ze zelfs een Franse dapperheidsonderscheiding ontving: het Croix de guerre.

“We are along the road parallel to 276.4. Our own artillery is dropping a barrage directly on us. For heaven’s sake, stop it.”
Net als haar voorgangers leek Cher Ami onmiddellijk te worden neergehaald door het vijandelijke vuur. Ze werd inderdaad geraakt, maar slaagde er toch in een hulppost veertig kilometer verderop te bereiken. Wonderwel, want haar borstbeen was door een granaatsplinter verbrijzeld, ze was blind aan een oog en haar rechterpootje was half weggeschoten. De gehavende duif, die onder het bloed zat, had er ondanks alle verwondingen slechts 25 minuten voor nodig gehad om het hoofdkwartier van de divisie te bereiken. De Nieuwe Tilburgsche Courant schreef over de nasleep:
“Uit dankbaarheid besloot het bataljon, Cher Ami als oorlogsheld in eere te houden. De duif werd naar het zuiden van Frankrijk gezonden, waar zij van haar wonden herstelde, en vervolgens naar de Verenigde Staten overgebracht. Daar maakte zij een tournee door de voornaamste steden, en overal vielen haar de lekkerste hapjes ten deel.”

Na haar dood werd Cher Ami opgezet en opgenomen in de collectie van het beroemde Smithsonian Instituut. Momenteel is ze te zien in het National Museum of American History in Washington, samen met Sergeant Stubby, de meest gedecoreerde hond uit de Eerste Wereldoorlog.
Voordat Cher Ami het Lost Battalion redde, had ze rond Verdun al elf andere belangrijke berichten afgeleverd. Voor haar harde en gevaarlijke werk werd ze zelfs beloond met het Croix de guerre, een Franse onderscheiding die aan begin van de Eerste Wereldoorlog werd ingesteld om moedige daden te belonen.