Met deze strijdkreet, die in onze huidige Nederlandse taal zoveel betekent als āVoor Altaar en Haardā, bestreden eind achttiende eeuw de zogenaamde āBrigandsā uit onze contreien de Franse bezetter. De revolte duurde amper een tweetal maanden en ging vervolgens bijna onopgemerkt de geschiedenis in onder de banale benaming āDe Boerenkrijgā. De leus kreeg gedurende de Tweede Wereldoorlog echter een ongewilde wrange connotatie. Een historische schets:
De voorgeschiedenis
We schijven 1789, de plaats, Frankrijk: het āAncien Regimeā wankelt onder de Franse Revolutie en haar verleidelijke slogans zoals āVrijheid, Gelijkheid en Broederlijkheidā. Een uitermate bedrijvige guillotine doet haar intrede en schakelt systematisch en meedogenloos alle tegenstanders uit. In januari 1793 moet ook de Franse vorst, Lodewijk XVI het loodje leggen en enkele maanden nadien, in oktober, wordt ook Marie-Antoinette, dochter van Maria Theresia van Oostenrijk, schuldig bevonden aan een zogenaamde samenzwering tegen de nieuwe republiek en onthoofd.
Onder invloed van het ideeĆ«ngoed van de zuiderburen breekt tegelijkertijd in de toenmalige Oostenrijkse Nederlanden een kettingreactie los tegen de centralistische en eigenzinnige hervormingen van keizer Jozef II, met name de Brabantse Omwenteling. De opstand, geleid door Jan Andries Vander Mersch (1734-1792), resulteert in een overwinning en op 27 oktober 1789 worden de āVerenigde Belgische Statenā uitgeroepen. Er wordt zelfs een grondwet, geĆÆnspireerd op die van de Verenigde Staten van Amerika daterend uit 1776, overgenomen en gepubliceerd en voor het eerst in lange tijd kunnen de Belgische leiders en gezagdragers het heft weer in eigen hand nemen.
Spoedig ontstaan er echter politieke twisten en begint het te rommelen in de nieuwe Staat. De volgelingen van de vrij conservatieve vrijmetselaar Hendrik Van der Noot (1731-1827) en de meer progressieve aanhangers van Jan Frans Vonck (1743-1792) worden het maar niet eens. En als twee honden vechten om een been, loopt een derde er wel mee heen. Blijkbaar een gezegde met enige waarheid, want door al het intern gekrakeel zagen de Oostenrijkers hun kans schoon. Op 2 december 1790 veroverden zij vrijwel zonder slag of stoot opnieuw de Belgische gebieden. De revolutionairen in Frankrijk zaten ondertussen ook niet stil. De vervolging van adel en clerus werd volop ingezet en iedere vorm van verzet zoals in de VendĆ©e (landstreek aan de westkust van Frankrijk ten zuiden van Bretagne en ten noorden van Bordeaux) en de opstand van de Bretoense āChouansā (koningsgezinde revolte tegen het republikeins ideeĆ«ngoed ) werd bloedig onderdrukt en radicaal in de kiem gesmoord.
Een reactie kon onmogelijk uitblijven en al heel snel kreeg Frankrijk van zowat alle toenmalige grootmachten de nodige tegenwind. Tevergeefs. De Eerste Republiek bleef overeind, meer zelfs, versloeg in de daaropvolgende zogenaamde coalitieoorlogen alle tegenstand. Zo werden met de Slag bij Fleurus (1794) de Belgische landstreken heroverd op de Oostenrijkse Habsburgers en ingelijfd bij Frankrijk. Enige tijd later, met het verdrag van Campo Formio (1797), dwong Frankrijk de Oostenrijkers zelf om definitief af te zien van de Zuidelijke Nederlanden.
Aanvankelijk viel het gedachtegoed van de Franse Revolutie nog enigszins in goede aarde, maar al vrij vlug kwam de totale ontnuchtering. Vlaanderen, Brabant en de andere provinciĆ«n bleken voor de Fransen vooral een wingewest. Het gangbare geld werd vervangen door vrijwel waardeloze assignaties, de godsdienstbelevenis werd teruggeschroefd of verboden en kerken en abdijen werden gesloten of onteigend. Daarnaast werd de zogenoemde āconscriptieā ingevoerd, een wet waardoor bij loting jongelingen een vijfjarige verplichte legerdienst moesten vervullen. Deze praktijk zette heel wat kwaad bloed bij de plattelandsbevolking, temeer omdat de meer vermogende jongemannen zich konden onttrekken aan deze dienstplicht door tegen betaling hun lotnummer om te ruilen. Het was trouwens dit gebruik dat later, in 1850, Hendrik Conscience zou bezielen om zijn roman De Loteling te schrijven.
De revolte
Door de Brabantse Omwenteling had het volk echter van de onafhankelijkheid geproefd en die vrijheidsgedachte werd door het Franse terreurregime alleen maar aangewakkerd. Op 12 oktober 1798 greep voornamelijk in Vlaanderen, het Waasland en de Kempen de boerenbevolking naar de wapens en kwam in opstand tegen de Franse bezetter. āVoor Outer en Heerdā, hiermee eigenlijk verwijzend naar Kerk en Vaderland, werd de strijdleus van deze Brigands die het opnamen tegen de Sansculotten, een spotnaam voor de Franse soldaten.
Onder aanvoering van leidersfiguren zoals Emmanuel Rollier (1769-1851), Pieter Corbeels (1755-1799) en Jozef Van Gansen (1766-1842) werden aanvankelijk met succes de Franse troepen bevochten. De slecht bewapende boerenmilities bleken uiteindelijk echter geen partij voor het goed getrainde Franse leger en nog geen twee maanden later, op 5 december 1798, werd de rebellie in een beslissende veldslag nabij het Limburgse Hasselt definitief neergeslagen. Er volgde een meedogenloze repressie waarbij niet alleen heel wat leiders van de opstand werden terechtgesteld, maar ook al diegenen die maar enigszins verdacht werden een zweem van sympathie te hebben gekoesterd voor de Brigands moesten het ontgelden. Men schat dat de opstand uiteindelijk alleen al aan Vlaamse zijde tussen de 7.000 en 10.000 slachtoffers heeft gemaakt.
Ter herinnering aan deze kortstondige maar bloedige episode uit de Belgische geschiedenis werd honderd jaar later, in 1898 te Hasselt een herdenkingsmonument opgericht. Het imposante standbeeld is het werk van twee beeldhouwers: Jan Frans De Vriendt (1826-1919) en Alfons Baggen (1862-1937). Bovenop de bijna vier meter hoge zuil staat een boer afgebeeld die, het vaandel in de hand, alarm blaast op een ossenhoorn. Op de sokkel van de zuil is een tafereel uitgebeeld dat de ongelijke strijd tegen de Fransen moet oproepen. Nog tot op de dag van vandaag wordt op de vooravond van het Sint-Niklaasfeest jaarlijks een ingetogen plechtigheid georganiseerd om de slachtoffers van de Boerenkrijg te eren.
Voor Outer en Heerd – Armand Preud’homme
De Boerenkrijg – Een onaangename bijklank
In de nasleep van de Vlaamse Beweging die toen volop een volwaardige emancipatie van Vlaanderen nastreefde werd tijdens het interbellum de voormalige strijdkreet van de Brigands, āVoor Outer en Heerdā, als inspiratiebron gebruikt voor het componeren van een gelijknamig lied. De tekst ervan werd geschreven door Jozef Simons (1888-1948) en de muziek getoonzet door Armand Preudāhomme (1904-1986).
Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd het lied onder impuls van de nazipropaganda de strijdhymne van onder meer de āSturmbrigade Langemarckā, een in 1943 opgerichte eenheid van de Waffen-SS bestaande uit Vlaamse vrijwilligers die langs Duitse zijde meevocht aan het Oostfront. Hierdoor verkreeg de Boerenkrijgleuze ongewild lange tijd een wrange bijbetekenis.
Oorspronkelijke gepubliceerd op 11 augustus 2010
Boek: Geschiedenis van Vlaanderen – De Canon van het Vlaams verleden