Jan Gijsbers, een 37-jarige arbeider uit Wijchen, vertrouwt het maar niks. Hij heeft een bultje op zijn lichaam. Is het kanker? Jan besluit een bezoekje te brengen aan iemand die in die tijd, we hebben het over 1857, wel meer visite krijgt van mensen met vage klachten: de ‘kankerboer’ van Beers. Het is de bijnaam van Jan Willems (60), een landbouwer die zijn inkomsten behalve uit zijn vee ook uit de kwalen van zijn medemens haalt.
Op zaterdag 18 juli 1857 steekt Jan Gijsbers de Maas over en wandelt naar Beers. Maar hij heeft geen goede dag uitgekozen. De marechaussee houdt ons Beerse boertje al enige tijd in de gaten. Het wachten is op een ‘heterdaadje’. Die zaterdag is het zover. Terwijl Willems zijn patiënt uitlegt hoe hij te werk moet gaan met een poppetje dat hij hem zojuist heeft aangesmeerd, voor 75 cent, komt de arm der wet tussenbeide.
Onbevoegd
Zes weken later, op 1 september 1857, staat Jan Willems voor zijn rechters in Den Bosch. Het Beerse kankerboertje blijkt al een jaar of twintig de geneeskunst onbevoegd te praktiseren. De officier van justitie heeft behalve Jan Gijsbers nog drie ‘slachtoffers’ opgesnord: Peter Peters, een nachtwaker uit Cuijk, Maria Angeneindt, een dienstmeid uit Grave en Maria Jansen, ook uit Grave. Alle drie hadden onverklaarbare bultjes op hun lichaam.
De kwakzalver van Beers ging als volgt te werk. Hij onderzocht het bultje en verklaarde in alle gevallen dat het kanker was. De ‘in angst en vrees gebrachte’ patiënt betaalde daarna zonder morren 75 cent en kreeg in ruil daarvoor een zelfgemaakt poppetje. Die had de boer gevuld met een vreselijk stinkend goedje. Een kruidenmengsel dat zou ruiken naar ‘tot verrotting overgegane kreeften’. Thuis gekomen moest de patiënt twaalf uur lang, – zonder onderbreking, ook al dreigde die door de vreselijke stank bedwelmd te raken – dat poppetje tegen de zwelling houden. Zonder te eten, te drinken of te slapen. Had de remedie niet in één keer resultaat, dan was het zaak terug te keren naar Beers en nog eens zo’n poppetje aan te schaffen.
De rechters verklaarden Willems schuldig aan kwakzalverij. Ofschoon het gebruikelijk was om de eerste keer een boete van 25 gulden op te leggen, had de rechtbank geen clementie. Willems moest maar liefst 100 gulden betalen, een enorm bedrag voor die tijd. Daar kwam de rechtbanknota nog bij: 29,90 gulden en een halve cent.
Hoe liep het af met Jan Willems? Best goed. Zonder poppetje leefde de Wijchenaar nog 23 jaar; hij werd 60.
~ Geurt Franzen – BHIC
Dit verhaal is geschreven door journalist/schrijver Geurt Franzen en verscheen eerder in dagblad De Gelderlander.