Zoals verwacht heeft Klaas Knot, president van De Nederlandsche Bank (DNB), vrijdag excuses aangeboden voor de rol van de bank in het slavernijverleden. Hij deed dit tijdens de jaarlijkse herdenking van de afschaffing van de slavernij in Amsterdam.
Vorig jaar vroeg DNB onderzoekers van de universiteit Leiden om de relatie van DNB met de slavernij objectief en volledig in beeld te brengen. Duidelijk was al dat bijvoorbeeld de weduwe Johanna Borski, die de bank in haar oprichtingsjaren mede financierde, met haar vermogen ook plantages in Suriname en op andere plekken in het Caribisch gebied financierde. Het onderzoek van de universiteit Leiden maakte duidelijk dat dit niet op zichzelf stond. DNB bleek in de periode van 1814 tot 1863 nauw betrokken te zijn geweest bij slavernij. Zo was bijvoorbeeld het startkapitaal van de bank deels afkomstig van verschillende ondernemers die directe belangen hadden in de plantageslavernij. Ook verleende de bank jarenlang financiële diensten aan ondernemingen en handelshuizen die betrokken waren bij de slavernij.
Tijdens een toespraak bij het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark keek Knot terug op de maanden na de publicatie van de onderzoeksresultaten:
“Ik hoorde veel persoonlijke verhalen – verhalen over leed, maar ook over verzet en strijd. Wat ik leerde, wat ik hoorde, deed mij pijn. Het bracht het leed van toen en nu heel dichtbij.”
Knot maakte vervolgens namens de bank excuses aan alle nazaten van slaafgemaakten in Nederland, Suriname, op Bonaire, Sint Eustatius en Saba, Aruba, Curaçao en Sint Maarten (lees speech hieronder). Ook maakte hij bekend dat DNB een fonds instelt voor meerjarige projecten die de doorwerking van het slavernijverleden moeten helpen verminderen. Voor de komende tien jaar trekt de bank hier vijf miljoen euro uit. Daarnaast trekt de bank voor eenmalige bijdragen aan projecten nog eens vijf miljoen euro uit. Dit geld gaat bijvoorbeeld naar initiatieven met een educatief karakter, zoals het Nationaal Slavernijmuseum en het bijbehorende kenniscentrum.
De volledige speech van Klaas Knot:
“
Pietà. 1200 gulden.
Zaterdag. 1300 gulden.
Pierot. 500 gulden. “Oud”.
August. 300 gulden. “Siekelijk”.
Claartje. Nul gulden. “Nietswaardig”.
Hun naam, hun economische waarde, en een aantekening over hun gezondheid. Zo werden slaafgemaakten bij hun aankoop of verkoop in een inventaris genoteerd. Een inventaris van een Surinaamse suiker- en koffieplantage. Een inventaris die werd bijgehouden voor een van de eigenaren van de plantage: Jan Hodshon. Dezelfde man die in 1816, twee jaar na de afschaffing van de slavenhandel in Nederland, twee jaar na de oprichting van De Nederlandsche Bank, en na twee jaar directeur te zijn geweest, president wordt van De Nederlandsche Bank.
Hij zal dit negen jaar lang blijven. En al die tijd wordt voor hem dit soort inventaris bijgehouden. Al die tijd verdient hij geld aan slavernij. En al die tijd, wanneer hij de directietafel van De Nederlandsche Bank rondkijkt, is hij niet de uitzondering. Aan de directietafel is persoonlijke betrokkenheid bij slavernij eerder de regel.
En wanneer slavernij ernstig ter discussie gesteld wordt in Nederland, proberen bestuurders van De Nederlandsche Bank het politieke proces in tegengestelde richting te beïnvloeden.
Mijn voorgangers aan de directietafel van De Nederlandsche Bank hadden álle tijd om anders te kiezen. Maar ze deden dat niet.
Zo begint de geschiedenis van De Nederlandsche Bank, het instituut dat ervoor moet zorgen dat mensen vertrouwen kunnen hebben in het financiële stelsel – een geschiedenis waar de huidige directie nu duidelijk zicht op heeft, dankzij het onafhankelijke onderzoek van de Universiteit Leiden. Een geschiedenis die de huidige directie een heldere opdracht geeft. Een geschiedenis waarin mijn collega-directieleden en ik weliswaar in de schoenen van onze voorgangers staan, maar er resoluut voor kiezen om een andere weg in te slaan.
Namens De Nederlandsche Bank erken ik dat vele van mijn voorgangers handelswaar zagen waar het om mensen ging. Dat velen het bestaan en het voortbestaan van slavernij verdedigden. En dat velen later lang de gevolgen van slavernij negeerden.
Namens De Nederlandsche Bank erken ik ook onze betrokkenheid als “instituut”. Zo werd het geld waarmee De Nederlandsche Bank werd opgericht, voor een deel verdiend met slavernij. Zo aanvaardde De Nederlandsche Bank producten van de plantages, zoals koffie en suiker, als onderpand voor een lening. En zo betaalde De Nederlandsche Bank bij de afschaffing van slavernij, in opdracht van het Ministerie van Koloniën, compensatie uit aan voormalige plantage-eigenaren. Met onder hen ook bestuurders van De Nederlandsche Bank.
Namens De Nederlandsche Bank bied ik hiervoor vandaag excuses aan. Excuses aan alle nazaten van slaafgemaakten in Nederland, in Suriname, in Bonaire, Sint Eustatius en Saba, in Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Excuses aan alle mensen die door de persoonlijke keuzes van ook mijn voorgangers herleid werden tot hun huidskleur. Tot een bedrag. Tot handelswaar op een inventaris. Excuses aan alle mensen die vandaag nog steeds de gevolgen hiervan dragen.
De voorbije maanden hoorde ik veel persoonlijke verhalen – verhalen over leed, maar ook over verzet en strijd. Wat ik leerde, wat ik hoorde, deed mij pijn. Het bracht het leed van toen en nu heel dichtbij. En tegelijk bleef dat leed ontzettend, onthutsend veraf voor iemand die opgroeide in de Groningse klei. De gesprekken die ik had, maakten duidelijk dat het leed van lang geleden nog lang niet geleden is. Dat die strijd nog lang niet gestreden is.
Daarom kiest De Nederlandsche Bank ervoor om vandaag niet alleen excuses aan te bieden. We kiezen niet alleen voor woorden, maar ook voor daden. Daden die hopelijk bijdragen aan de strijd tegen racisme, ongelijkheid, en onrechtvaardigheid. Daden die De Nederlandsche Bank vandaag kan waarmaken. Daden die ons op koers zetten naar een inclusievere toekomst:
- We richten een fonds op waarmee we maatschappelijke projecten zullen financieren – rond educatie, gezondheidszorg, werk, en meer. Projecten in Nederland, in het Caribisch gebied, en in Suriname. Met dit fonds zal over de komende tien jaar vijf miljoen euro verdeeld kunnen worden.
- Naast dit fonds dragen we – ook voor vijf miljoen euro – eenmalig bij aan enkele grotere projecten, zoals het Nationaal Slavernijmuseum en Kenniscentrum.
- We kijken ook naar onze eigen organisatie. De Nederlandsche Bank moet diverser en inclusiever worden. Daar blijven we aan werken. We willen racisme vandaag beter kunnen herkennen en hier vervolgens op kunnen reageren. En we willen de diversiteit bij De Nederlandsche Bank vergroten via onze werving en selectie, via stages, via het traineeship en bij promoties.
- En ons verleden, dat we nu beter kennen, zullen we niet verstoppen. In ons gebouw op het Frederiksplein zal dit in alle openheid een plek krijgen. En dit zal ook steeds een uitnodiging tot gesprek zijn. Een gesprek dat we ook zullen voeren aan de hand van de kunstwerken uit onze collectie. Een collectie die er in de toekomst nog diverser uit zal gaan zien.
De woorden die ik vandaag uitspreek, en de daden die ik vandaag aankondig, markeren voor De Nederlandsche Bank geen eindpunt – maar een ijkpunt.
Voor De Nederlandsche Bank markeert één juli 2022 een toetssteen voor de toekomst. Een toekomst met een inclusievere De Nederlandsche Bank. Een toekomst – hoop ik – met een inclusievere samenleving. Een toekomst mét elkaar.
Dank u dat ik dit, namens de volledige directie van De Nederlandsche Bank, hier heb mogen uitspreken.
Datum: 1 juli 2022, Slavernijmonument, Amsterdam
Boek: De Nederlandsche Bank en de laatste decennia van de slavernij, 1814-1863