De Tweede Kamerverkiezing van 1918

3 minuten leestijd
Oude vergaderzaal van de Tweede Kamer - cc
Oude vergaderzaal van de Tweede Kamer - cc

Gisteren maakte ex-PvdA’er Jacques Monasch bekend met een nieuwe partij, Nieuwe Wegen, aan de komende Tweede Kamerverkiezing mee te doen. Sommigen reageren met ‘Niet nog een partij!’ en zijn bang dat het land onregeerbaar wordt door een overschot aan partijen in de Tweede Kamer. Onterecht. Het was vroeger niet anders. Neem de historische verkiezingen van 1918.

Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I (parlement.com)
Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck I (parlement.com)
De Tweede Kamerverkiezing van 1918 was een bijzondere. Tot die verkiezing kende Nederland een districtenstelsel waarin kiesgerechtigde mannen niet op een partij, maar op een individuele kandidaat in hun kiesdistrict stemden. Alleen de winnaar van een district ging naar de Tweede Kamer. De stemmen op zijn tegenstanders gingen verloren ofwel ‘the winner takes all’.

In 1918 kwam daar een eind aan. Om te beginnen mochten nu alle mannen gaan stemmen (actief stemrecht) en niet meer alleen zij die veel belasting betaalden. Vrouwen mochten wel gekozen worden (passief kiesrecht), maar nog niet zelf stemmen. Dat kon pas in 1922. Verder werd het districtenstelsel vervangen voor een systeem van evenredige vertegenwoordiging. Vanaf nu telde iedere stem. Die stem ging wel naar een partij en niet meer naar een persoon. Er waren 100 zetels te verdelen.

De volgende grotere partijen kwamen in de Kamer:

  • Algemeene Bond van Rooms-Katholieke-kiesverenigingen (RK), later omgedoopt in RKSP (1926), KVP (1945) en in 1980 opgegaan in het CDA. Met 30 zetels was de partij meteen de grootste.
  • De tweede partij met 22 zetels werd de Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) die in 1946 is opgegaan in de PvdA.
  • De christelijke partijen ARP en CHU, beiden nu CDA, kregen respectievelijk 13 en 7 zetels.
  • De liberalen waren verdeeld over de Liberale Unie, de Vrijzinnig-Democratische Bond (in 1946 opgegaan in de PvdA), de rechtse Vrije Liberalen en de Economische Bond. Samen hadden ze 18 zetels.
  • De SDP was een communistische afsplitsing van de SDAP en kwam met 2 zetels de Kamer in. Niet lang daarna zou de partij zich omdopen tot Communistische Partij Holland (CPH) en weer later tot CPN om in 1991 met drie andere kleine radicaal-linkse partijen op te gaan in GroenLinks.

8 één-zetelpartijen

Tot zover de partijen met meer dan 1 zetel. Wie goed heeft meegeteld ziet dat er nog 8 zetels van de 100 over zijn. Die 8 werden verdeeld over 8 één-zetelpartijen. Een van die partijen was de Plattelandersbond die opkwam voor boeren die zich achtergesteld voelden. De partij wist tot 1933 in de Kamer te blijven. De Bond van Christen-Socialisten combineerde christendom met marxisme. Erg succesvol was de BCS niet. Al in 1919 stapte hun enige Kamerlid, predikant Willy Kruyt, over naar de SDP, waarmee de eerste zetelroof een feit was. Een andere linkse partij was de Socialistische Partij (SP) die in 1928 weer ophield te bestaan en niets met de huidige SP heeft te maken.

Charles Ruijs de Beerenbrouck
Charles Ruijs de Beerenbrouck
Ook de krijgsmacht was met een eigen belangenpartijtje in de Kamer vertegenwoordigd: het Verbond der Democratisering der Weermacht. Dit verbond van militairen streefde met zijn ene zetel naar verbetering van defensie. Alhoewel de partij slechts 7000 stemmen binnenharkte, kregen ze de restzetel. Het VDW verdween in 1922 weer uit de Kamer en de politiek. Verder waren er nog de Neutrale Partij, de Middenstandspartij, de Christen-Democratische Partij (een afsplitsing van de ARP) en de Christelijk-Sociale Partij.

Uit al deze partijen vormde de RKSP samen met de protestantse ARP en CHU een kabinet onder leiding van Charles Ruijs de Beerenbrouck, die daarmee de eerste katholieke premier van Nederland werd. De christelijke coalitie had 50 zetels. Dat wil zeggen tot in 1919 toen het RKSP Kamerlid Henri van Groenendael uit de partij werd gezet, maar niet zijn zetel opgaf. Voor een meerderheid was dus altijd de steun van andere partijen nodig. Het kabinet zou de hele rit tot september 1922 uitzitten. Van Groenendael probeerde het bij de nieuwe verkiezing met zijn eigen lijst, maar keerde niet terug in de Kamer.

Na 1918 zouden nog honderden nieuwe partijtjes en afsplitsingen van bestaande partijen het licht zien. Nieuwe Wegen is voorlopig de nieuwste loot aan de democratische stam.

Meer politieke geschiedenis
Boek: Parlementaire geschiedenis van Nederland

Edwin Ruis MA is historicus. Hij geeft regelmatig wandellezingen in Rotterdam en Den Haag rond thema’s als spionage en oorlog, zoals de Rotterdam WO1 Spionagewandeling. Zie zijn eigen website www.voetspoorthemawandelingen.nl. Twitter/X: @E_Ruis

Recent gepubliceerd

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 54.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×