Doodgeslagen met de gaspijp

3 minuten leestijd
De ingang van het ziekenhuis te Garoet, circa 1920 (Wikimedia Commons/Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)
De ingang van het ziekenhuis te Garoet, circa 1920 (Wikimedia Commons/Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)

Op zaterdag 26 maart 1938 nam een Soendanees genaamd Anam een gaspijp in de hand en sloeg de 39-jarige A.C.R. Weise met één krachtige slag morsdood. Daarna ging Anam weer slapen. Plaats van handeling: het Provinciale Ziekenhuis in Garoet.

Hoe had dit kunnen gebeuren? Juist in Garoet, waar Weise kortgeleden was komen wonen voor zijn gezondheid. En juist in een ziekenhuis, waar kwetsbare patiënten op zorg en veiligheid moeten kunnen rekenen. Dan was er ook de vraag van de gaspijp, die Anam kennelijk zomaar gevonden had, en onopgemerkt met zich mee had kunnen slepen. De mensen in Garoet hadden vooral vragen. De antwoorden kwamen stukje bij beetje.

Twee dagen later had de Indische Courant een ietwat uitvoeriger bericht, dat weer nieuwe vragen oproep. Alleen die twee zinnen waren merkwaardig:

“Nader wordt vernomen, dat de dader zwakzinnig was, doch reeds genezen verklaard. De moord wordt dan ook aan gevoelens van wraak toegeschreven.”

Met zwakzinnigheid werd bedoeld: zwak van geest, in de zin van geestesziek. Wanneer de dader genezen was, kon hij als volledig toerekeningsvatbaar worden beschouwd. Het motief ‘wraak’ werd helaas niet verder uitgelegd. Wel kreeg de lezer nieuwe details om van te huiveren: de gaspijp was bijna een meter lang geweest.

Meneer Weise had bij de aanblik ervan een “lichten aanval van beroerte” gekregen, vermoedelijk van angst omdat hij wist wat er zou gebeuren. Die arme man. En dan Anam die daarna weer rustig ging slapen. Dan kón je toch niet geestelijk in orde zijn? Misschien was Anam slecht van inborst. Lezers vernamen:

“De heer Weise had zich met zijn gezin pas sinds enkele weken te Garoet gevestigd.”

De ziekenzaal gelegen aan de weg in ziekenhuis Garoet, circa 1925 (Wikimedia Commons/Collectie Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)
De ziekenzaal gelegen aan de weg in ziekenhuis Garoet, circa 1925 (Wikimedia Commons/Collectie
Stichting Nationaal Museum van Wereldculturen)

Anam bekende, misschien ook omdat twee patiënten hem uit de kamer van zijn slachtoffer hadden zien komen. Andere kranten gaven meer details. Weise, geboren te Makassar, was gepensioneerd stationschef. Getrouwd, vijf kinderen, de oudste van negen jaar en de jongste nog geen twee jaar oud. Wie nog geen kassian had gevoeld, voelde dat nu wel. Ach, die vijf kindertjes! Halfwees!

Kalm

Een kleine maand later, toen Weise begraven maar niet vergeten was, kwam een nabeschouwing die de moord in een maatschappelijk perspectief zette. Die komt ons akelig actueel voor: problemen in de zorg, een tekort aan bedden en aan handen bij het bed, met als gevolg verwarde mensen die onwenselijke dingen gaan doen. In de Provinciale Geldersche en Nijmeegsche courant verscheen een lang stuk waarin geen moment geaarzeld werd aan de mentale conditie van Anam:

“De krankzinnige wist onder een voorwendsel uit zijn cel te komen. Hij ging den tuin van het ziekenhuis in, vond er een oude gaspijp en liep ermede de ziekenzaal in, waar hij een in diepen slaap liggenden patiënt, den heer A. C. R. Weise, een slag op het hoofd toebracht, waardoor de ongelukkige op slag dood was. Hierop ging de dader kalm naar zijn cel terug, met medeneming van het ijzer, waarmede hij den moord gepleegd had en begaf zich kalm ter ruste, totdat hij door den dokter werd gewekt en ondervraagd.”

Hoe het die dokter te moede zal zijn geweest, valt gemakkelijk in te denken. Daar lag zijn patiënt, met in de nabijheid een bebloede grote gaspijp. Mogelijk liep er een bloedspoor dat naar een andere kamer leidde. Daar waren vast ook onrustige patiënten. Waar het eigenlijk om ging, legde de krant in ronde woorden uit. Er waren veel te veel krankzinnigen in Indië om zorg aan te verlenen:

“De ruimte in de landskrankzinnigeninrichtingen is sinds vele jaren onvoldoende, maar er wordt weinig initiatief getoond om daarin verbetering te brengen. Men neemt eenvoudig genoegen met het feit, dat er geen plaats is voor alle krankzinnigen en dat het onbegonnen werk zou zijn, dezen misstand te veranderen.”

Groeten uit Garoet. (Wikimedia Commons/New York Public Library's )
Groeten uit Garoet. (Wikimedia Commons/New York Public Library’s )

Daar zat de pijn dus: de opvatting van het ‘onbegonnen werk’. De mensen met een dergelijke diagnose werden soms wel en soms niet opgevangen, met alle gevolgen van dien. Een politiebureau moest nogal eens dienen als doorgangshuis, zonder dat meteen duidelijk was waarheen de gang dan ging. Daarbij kwam nog, dat de politie bepaald niet altijd wist hoe ze met de krankzinnigen moest omgaan:

“Wanneer men hoort, dat vrouwelijke verpleegden soms gebaad moeten worden door politieagenten, of dat zwakzinnigen soms gedurende den nacht het geheele politiebureau en omgeving bij elkaar schreeuwen zonder dat men weet wat men met de ongelukkigen moet aanvangen, beseft men, dat er nu toch eindelijk eens iets gedaan moet worden.”

Vraag

De zorg voor krankzinnigen moest centraliseren en dan weer decentraliseren, wie lang genoeg meedraaide zag oude begrippen weer opnieuw uitgevonden worden. Maar waar de kranten weinig aandacht voor hadden, dat was de vraag naar het waarom. Waaròm leefden er zoveel mensen in de kolonie die krankzinnig waren of zo werden beschouwd?

Van de hand van Vilan van de Loo verscheen recent J.B. van Heutsz – Nota Geheim 1903 en de Atjeh-rel in 1908

Meer artikelen uit deze rubriek

0
Reageren?x
×