Rond 1880 introduceerde de Duitse docent Carl Sicherer (1807-1886), afkomstig uit Württemberg, het woord ‘spieken’ in het Nederlandse schoolvocabulaire. Uiteraard was alleen de term spieken, en niet het spieken zelf, een Duitse uitvinding.

Korte biografie Carl Sicherer
Sicherer werd op 21 oktober 1807 geboren in de plaats Rottweil in de Duitse deelstaat Baden-Württemberg, in het zuidwesten van Duitsland. Na een opleiding in Tübingen promoveerde hij in Duitsland in de filosofie. Daarna werkte hij enige tijd als leraar in de Nederlandse plaatsen Helmond en Montfoort. In 1840 behaalde hij in Nederland nog een doctorstitel, na het voltooien van een literair onderzoek in Utrecht. Zijn proefschrift had als titel De Telchinibus (NB. op veel sites staat per abuis Felchinibus gespeld). Hierna ging Sicherer aan de slag als docent Duits in Leiden en als lector aan de plaatselijke universiteit.
Het leven als leraar op een gymnasium of HBS was in de negentiende eeuw minder zwaar dan tegenwoordig. Sicherer gaf in 1869-1870 maar elf lesuren per week aan in totaal 31 leerlingen, op een school met in totaal vijf klassen. Daarom had Sicherer naast het lesgeven de nodige tijd om te schrijven. Interessant is Sicherers omvangrijke boek Lorelei: Plaudereien über Holland und seine Bewohner (1870; twee delen). Hierin beschreef hij diverse aspecten van de Nederlandse cultuur, zoals het schaatsenrijden, zeeziekte op de Zuiderzee, maar ook de politiek, Nederlandse literatuur en de animositeit tussen Nederlanders en Duitsers (die toen al bestond). Enkele jaren erna publiceerde Sicherer een stevige grammaticale pil, van ruim 500 pagina’s, getiteld Hoogduitsche spraakleer (1874). En samen met de Nederlandse taalkundige A.C. Akveld stelde hij in de jaren 1883-1885 een Hoogduitsch-Nederlandsch Woordenboek en een Nederlandsch-Hoogduitsch Woordenboek samen.
Op 9 februari 1886 overleed Carl Sicherer te Goes, in de provincie Zeeland.
Spieken: verspreiding en etymologie

Er kwamen veel reacties uit heel Nederland en zelfs uit Nederlands-Indië. In Holland noemde men afkijken ook wel spieken of spieren, in Groningen fielten, in Soerabaja (!) tikken, in Breda stechelen, in Roermond foetelen, in Sneek kiepen en in Rotterdam en Overijssel smokkelen. Opmerkelijk was een reactie uit Rotterdam. Een docent hier constateerde dat smokkelen in 1885 nog de term was voor afkijken, maar toen hij in 1895 op de school terugkeerde was het standaardwoord spieken geworden. Ook in Zwolle bleek smokkelen ingewisseld te zijn voor spieken. Waarom werd dat ‘spieken’ ineens zo populair? Een brief uit Leiden gaf antwoord op deze vraag. Rond 1880 werkte daar een zekere docent Sicherer uit Duitsland, die voortdurend tegen zijn leerlingen ‘nicht spicken‘ zei. Kroes kon aan de hand van het in kaart brengen van alle reacties concluderen dat deze leraar het woord spieken in de Nederlandse taal introduceerde.
Etymologisch kende Carl Sicherer in zijn eigen Duitsch-Nederlandsche Woordenboek over ‘spicken‘ de volgende betekenissen toe:
larderen, met spek doorrijgen, spekken, wat overdrachtelijk plagiaat plegen of afkijken betekent.
Der Spicker staat al minstens sinds 1523 bekend als ‘de spieker’: een plagiaatpleger, iemand die zijn geschriften doorspekt met andermans denkbeelden, eigen werk opsieren met gestolen gedachten. Mogelijk is het Duitse woord weer afkomstig van het Latijns spicere, wat ‘kijken’ betekent.
Meer historische uitdrukkingen en gezegden
Boek: De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders
Bronnen ▼
-Over de etymologie van ‘spieken’
-Biografie over Carl Sicherer (Huygens Instituut)
-Teksten van en over Sicherer op dbnl.org
-Ewoud Sanders, ‘Spieken’, NRC Handelsblad (11 mei 1998), ook verschenen in Sanders’ Woorden met een verhaal (2004) 121-124.