Door sommigen is kapitein Raymond Westerling beschreven als massamoordenaar, als een van de grootste oorlogsmisdadigers uit de Nederlandse geschiedenis. Weer anderen beschouwden hem als avonturier, die op eigen houtje grote aantallen onschuldige mensen vermoordde tijdens zijn militaire acties. In Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes-affaire (1946-1947), mythe en werkelijkheid kiest jurist Bauke Geersing een radicaal ander standpunt. Volgens hem was Westerling iemand die binnen de geldende militaire richtlijnen optrad, nodeloos geweld vermeed en met zijn optreden de bevolking van het hedendaagse Zuid-Sulawesi voor veel onheil, plunderingen en excessen behoedde. Hij concludeert dat “Westerling in Zuid-Celebes een bijzondere en succesvolle militaire prestatie heeft geleverd.”
Geersing kiest voor een frontale aanval op de bestaande historiografie. In ruim 200 pagina’s bekritiseert hij vrijwel alle publicaties over kapitein Westerling. Zelfs uit mailwisselingen tussen Geersing en de auteurs van de besproken boeken wordt uitgebreid geciteerd. Vrijwel alle wetenschappelijke studies – waaronder een aantal proefschriften – worden door hem gekwalificeerd als ‘onhistorische kletskoek’. Met name de historici Willem IJzereef, J.A. de Moor en Rémy Limpach worden stevig aangepakt. Hun studies, zo stelt Geersing, zijn sterk moraliserend, vooringenomen, eenzijdig en simplistisch en bieden daarom ‘geen serieuze geschiedschrijving’. Voornamelijk IJzereef legde volgens Geersing in 1984 met een publicatie over Westerling de basis voor excessief negatieve beeldvorming over Westerling.
Antikoloniale positie
Het voortbestaan van dit negatieve beeld over Westerling verklaart Geersing vanuit de ideologische antikoloniale positie die veel Nederlandse historici innemen, waardoor het verleden beoordeeld wordt met de ideologische normen van vandaag. Het is volgens Geersing de hoogste tijd dat deze ideologische ‘waanvoorstelling’ wordt ontmaskerd.
“Afschuw en schaamte over ons verleden en een koloniaal schuldgevoel verduisteren manipuleren [sic] onze geschiedenis, verhelderen die niet omdat daardoor het verwerven van kennis wordt geblokkeerd en leidt tot onbegrip en misleiding.”
Mandaat
In tegenstelling tot deze historici kiest Geersing een ander standpunt. Een centrale stelling van Geersing is dat Westerling niet handelde op eigen houtje, maar dat hij een mandaat ontvangen had van de Nederlandse militaire en politieke leiding tot het uitoefenen van standrecht. Geersing beschrijft de acties van Westerling consequent zeer positief. Westerling boekte door zijn grote gevoel voor rechtvaardigheid uitstekende resultaten. Door toepassing van het standrecht wist hij vele “terroristen” het zwijgen op te leggen. Hij had, door rekening te houden met de plaatselijke bevolking, een uitstekende reputatie. Geersing geeft wel aan dat er gevallen voorkwamen waarbij militairen duidelijk over de schreef gingen en onschuldige burgers vermoordden, maar stelt dat deze noch door Westerling zelf werden uitgevoerd, noch onder de verantwoordelijkheid van Westerling vielen. Kortom, de uitzonderlijke situatie vroeg om “noodzakelijke militaire actie” en die kon Westerling leveren. Met zijn optreden, zo concludeert Geersing, bleef Westerling keurig binnen de geldende rechtsregels van zijn tijd.
Slaagt Geersing erin om de geïnformeerde lezer te overtuigen? Allereerst moet opgemerkt worden dat Geersing het de lezer niet makkelijk maakt. Het boek leest door de vele korte opmerkingen tussendoor en alinea’s die nauwelijks op elkaar aansluiten niet prettig. Daarnaast bevat het boek veel herhalingen, zeer gedetailleerde samenvattingen van reeds verschenen boeken en ellenlange broncitaten. De kernboodschap wordt door de auteur op vele plaatsen in andere bewoordingen herhaald. Tenslotte wordt de tekst ontsierd door genummerde opsommingen, en alle mogelijke combinaties van onderstreepte, vet- of schuingedrukte tekst. Dit komt de duidelijkheid van de argumentatie niet ten goede.
Interpretatie en standplaatsgebondenheid
Na lezing van het boek is het maar de vraag of Geersing zijn eigen onderzoeksmethode kan volhouden. In de inleiding op het boek presenteert Geersing zijn methode expliciet als niet-ideologisch gemotiveerd en gebaseerd op “facts, evidence and proof”.
“Op basis van de feiten zijn analyses gemaakt en conclusies getrokken. Het is een geschiedeniswerk dat de historische werkelijkheid van toen vastlegt. Het is niet de taak van een geschiedkundige om moreel of politiek te oordelen. Tot zijn taak behoort het op basis van de feiten de geschiedenis te beschrijven en te begrijpen.”
Iedere academisch historicus weet echter dat gebeurtenissen niet rechtstreeks tot de historicus komen, maar dat er op allerlei plaatsen sprake is van interpretatie en standplaatsgebondenheid. Iedere historicus kiest positie – niemand is objectief. Een voorbeeld waaruit blijkt dat ook Geersing een bepaalde positie inneemt, ligt in de begrippen die hij kiest om de geschiedenis te beschrijven. Die beschrijvingen gaan volledig mee in het Nederlandse perspectief op de oorlog: Geersing beschrijft de tegenstanders van het Nederlandse leger consequent als “extremisten” en “terroristen”, zonder hierbij enige kritische kanttekening te plaatsen en benoemt die beschrijvingen vervolgens als dé feiten.
Indonesische bronnen
In tegenstelling tot wat Geersing in zijn onderzoeksmodel belooft – namelijk een “meerzijdige, niet vooringenomen aanpak” – missen Indonesische bronnen compleet. De auteur lijkt geen enkele poging te doen om ook het perspectief van de tegenstanders van Westerling mee te nemen in de analyse. Waarop baseert Geersing bijvoorbeeld dat de bevolking “grote steun” verleende aan Westerling? Enkel Nederlandse bronnen worden hierbij gebruikt, terwijl het op z’n minst relevant zou zijn om na te gaan wat de Indonesische bevolking zélf over Westerling dacht. Berichten over het doden van onschuldige burgers tijdens de acties van Westerling worden door Geersing geïnterpreteerd als…
“…een eerste teken dat van Indonesische zijde de geruchten- en propagandamolen in beweging is gezet”.
Kortom, van de beloofde meerzijdigheid is dus helemaal niets te bespeuren.
Op het kritische brongebruik valt hier en daar flink af te dingen. Geersing reconstrueert bijvoorbeeld op basis van enkele bronnen dat op 13 november 1946 in Batavia het besluit moet zijn genomen om de Staat van Oorlog uit te roepen en de speciale troepen onder leiding van Westerling in te zetten. Voor zijn betoog is dit een centraal punt – Geersing stelt immers dat de acties van Westerling vielen onder de verantwoordelijkheid van de politieke top. Voor dit besluit op deze datum heeft Geersing echter geen direct bewijs, hij leidt het af uit het feit dat de hoofdrolspelers op dat moment gezamenlijk in Batavia waren, een verwijzing in het dagboek van W. Schermerhorn en een door Geersing zelf als onbetrouwbaar gepresenteerde verklaring van C. Lion Cachet voor de commissie Van Rij/Stam. Kortom, de feiten die Geersing met kracht in zijn boek poneert, lijken te berusten op wankel bewijs.
Ongeloofwaardig
Het is natuurlijk niet problematisch dat Geersing een ander perspectief op Westerling kiest – in het ideale geval zorgt onderlinge botsing van interpretaties tot voortgang van het debat. Zijn juridische perspectief kan voor historici inderdaad van toegevoegde waarde zijn. Het boek als geheel overtuigt echter totaal niet. De toon die Geersing aanslaat als het gaat om zijn veroordeling van een groot deel van de historische literatuur als “onhistorische kletskoek” en “vooringenomen geschiedschrijving” is volstrekt ongeloofwaardig. Je zou van Geersing, vanwege zijn gebrek aan een academische geschiedenisopleiding, een bescheidener opstelling verwachten. Zéker als blijkt dat zijn eigen interpretatie evenzeer gekleurd is. Het lijkt er op dat Geersing in zijn boek probeert om Westerling vrij te pleiten voor de rechtbank der geschiedenis. Daarin slaagt hij niet. Geersing is niet de advocaat die Westerling volgens hem nodig heeft.
Link: Reactie auteur Bauke Geersing op bovenstaande bespreking
Boek: Kapitein Raymond Westerling en de Zuid-Celebes-affaire (1946-1947)
Ook interessant: Rémy Limpach over de ‘Brandende kampongs van Generaal Spoor’