Herinneringen van een kind in de oorlog
Mijn allereerste herinnering is van mijn vader (Papa), staand in de deuropening van ons huis. Hij keek naar enorme rookwolken in de verte en huilde. Later kwam ik erachter, dat was op 14 mei 1940, omstreeks 13.30 uur. Het bombardement van Rotterdam door de Duitsers.

Ik bracht veel tijd door bij Oma Noest, die op Zijde 398 woonde met Opa Noest en Adriaan Noest, de veel jongere broer van Papa. Ze was heel erg lief en ik mocht veel. Op een dag speelde ik met een schaartje en distributie bonnen. Ik weet niet meer hoe ik daar aankwam, maar ik deed na wat ik haar had zien doen en knipte de bonnen uit. Helemaal doormidden. Zij moest hard huilen en heeft het zo goed mogelijk geplakt. Ik denk, dat ik ongeveer 3 jaar oud was.
Opa hield konijnen in de tuin in hokken tegen de schuur aan. Ik hielp hem vaak gras te snijden in de berm bij de watertoren. Zij zorgden voor vlees nu en dan. Ik vond ze heel lief met die neusjes. Toen ik er achter kwam wat hun uiteindelijke lot was, omdat de gestroopte vellen in de schuur hingen te drogen, vond ik dat eerst heel erg, maar ze smaakten zo lekker, dat ik me er overheen zette. Oma bakte ook visjes uit de sloot voor op een petroleumstel, die smaakten grondig.
Ik weet me nog te herinneren, dat ik op een stoel klom om uit het raam te kijken naar de fietsen-razzia, die beneden op de Zijde aan de gang was. Ik zag toen een man in de dakgoot liggen. Die dakgoten waren erg breed en hij was niet zo groot. Het bleek dus meneer Frank te zijn, het Joodse hoofd van de ULO-school, die vandaar ging onderduiken, geholpen door mijn ouders, maar op een ander adres. Dat moet in 1942 geweest zijn. Zij zijn altijd vrienden gebleven. In de grote vakantie ging mijnheer Frank met zijn vrouw ‘tante’ Alie en zijn zuster ‘tante’ Sjaan met de hoogste klas van de ULO kamperen in Garderen of Lunteren. Mijn ouders gingen dan ook mee als begeleiders. Ik ging ook mee, werd Halfje genoemd omdat ik half zo groot was als de jongens. Later ging m’n kleine zusje ook mee. Dit is jaren zo gegaan. In 1957 ben ik nog bij hen op bezoek geweest in hun mooie villa aan Laag Boskoop om mijn aanstaande voor te stellen.

Toen ik een jaar of zes was, namen Papa en Adriaan mij ’s avonds gedurende het uitgaansverbod mee naar garage Van Helden, ook op de Zijde, dichter naar het dorp. Het was niet ver, als we aangehouden zouden worden, moest ik zeggen dat ik erge oorpijn had en dat we naar de dokter moesten. In de garage gingen we met de garagehouder de smeerstraat in, door een deur in de wand en plotseling zag ik allemaal glimmende wapens. Papa en Adriaan verborgen ieder een stengun onder hun jas. Het ging allemaal heel vlug. Gelukkig werden we niet aangehouden.
1944/1945
Van het dagelijkse leven in 1944/1945 herinner ik me vooral de kou. Wat was het toen koud, met die wind over de polders en een onverwarmd of nauwelijks verwarmd huis. Ook de klompen, die ik moest dragen, bij gebrek aan schoenen, want ze deden heel erg pijn aan mijn wreven.

Op de polderdijk achter het huis had iedereen in het rijtje woningen aan de Zijde een soort volkstuintje voor groenten en aardappelen. Op een dag vlak voor de Bevrijding kwamen de Duitsers met hun geweren en stalen alles. Die hadden kennelijk zelf ook niet genoeg te eten. Die laatste dagen bleven ze ook steeds binnen en dan stonden de mensen van onze rij huisjes buiten voor de deur te zwaaien en juichen naar de bommenwerpers op weg naar de Duitse steden. Dat kon toen ongestraft gebeuren.

Op een dag werd er voedsel uitgeworpen. Dat kwam terecht in een weiland voorbij de watertoren. Als gemeente-ambtenaar was Papa met vele anderen betrokken bij de distributie. Ik mocht mee. Alles verliep heel ordelijk. Het voedsel zat in rechthoekige blikken met een vierkante bovenkant en rond deksel. Later op Bevrijdingsdag werden die gebruikt om vlotten van te maken, die versierd door de sloot aan de Zijde voeren.
Op Bevrijdingsdag kwamen de mannen, die in de loods ondergedoken zaten, te voorschijn. Maar Papa bezwoer hen niet te praten, want er waren nog veel Duitsers en zij spraken alleen Engels. Het waren Engelse piloten, nu in burger kleren. Er was ook 1 Duitser bij, een monnik uit een klooster in Susteren, die was opgeroepen en ondergedoken. Later zijn mijn ouders nog uitgenodigd in het klooster te logeren als dank. Hij mocht dan wel spreken, wat normaal in die orde niet mag. Papa droeg toen een blauwe overall en een witte armband waarop ‘ORANJE’ was geborduurd in grote oranje letters door Mama. Hij was dus bij de Binnenlandse Strijdkrachten (BS).
2012

Ik zakte haast door de grond toen ik las, dat een paar dagen voor de Bevrijding een verzetsman door een Nederlandse SD’er gewaarschuwd werd, dat de SD (Sicherheitsdienst) alles wist van het verzet in Boskoop. Hij deed dat om het vege lijf te redden. De Bevrijding kwam inderdaad op tijd. Wat een geluk hebben ze bij het verzet gehad. Papa en Mama waren beiden betrokken en zouden gearresteerd zijn en aan de vreselijke gevolgen daarvan kan ik beter niet denken.
Gepubliceerd op 13 maart 2017