Tijdens de Eerste Wereldoorlog kwamen rond Antwerpen Engelse militairen in actie in een poging Antwerpen te behouden voor de geallieerden. Toen Antwerpen in oktober 1914 viel, vluchtten de Engelsen waarbij ze uitweken naar het neutrale Nederland. In lijn met de internationale rechtsregels van die tijd, werden de soldaten geïnterneerd in speciale opvangkampen, onder meer in Groningen.
Dr. Menno Wielenga (1945), gespecialiseerd in het thema Nederland en de Eerste Wereldoorlog, schreef een fraai boek over het Engelse Kamp in de stad Groningen in de jaren 1914-1918. Het boek is verschenen bij uitgeverij Profiel in Bedum en bevat als extra een dvd met een documentaire over de Timbertown Follies. Deze Engelse cabaretgroep trad in die tijd meer dan 300 keer in Nederland op, onder andere in het Kurhaus in Den Haag.
Voor het onderwerp, waarin Wielenga als sinds de jaren 1950 in geïnteresseerd toen hij als jongetje in het Sterrebos in Groningen (waar het kamp ooit stond) wandelde, heeft de auteur talloze archieven, krantencollecties, literatuur en brieven onderzocht. Ook sprak hij met nabestaanden van personen die in het kamp zaten of bij de gang van zaken betrokken waren.
Massaal aapjes kijken
Het boek begint met een heldere beschrijving van hoe de Engelse Royal Naval Division in oktober 1914 in Antwerpen streed en zich terugtrok vanwege de Duitse overmacht. Op 9 oktober 1914 kwamen de Britse militairen bij de Nederlandse grens aan, waarop ze meteen geïnterneerd werden. Vanwege de drukte in het zuiden van Nederland, mede door de vele Belgische vluchtelingen, besloot men de militairen zo snel mogelijk naar Groningen en Leeuwarden te brengen.
‘Voor ongeveer 1.150 mannen was er plaats in de Rabenhauptkazerne [aan de Hereweg] in Groningen die leegstond omdat het aldaar gelegerde 12e Regiment infanterie naar zijn mobilisatiebestemming was afgereisd; 381 Britten vertrokken naar de Prins Frederikkazerne in Leeuwarden.’ (50)
De internering leidde vooral in het begin tot massaal aapjes kijken, zo schrijft Wielenga:
‘De Groningers waren zeer geïnteresseerd in de nieuwe inwoners. In de eerste weken en vooral in de weekends verdrongen zich honderden mensen voor de hekken van de kazerne; men wilde deze “Engelsche matrozen” wel eens van dichtbij zien. Door het hekwerk heen werden de eerste vriendschappen gesloten met de Groninger bevolking, waarbij de belangstelling van de Engelse mannen zich vooral richtte op de aanwezige jongedames, die zich de aandacht van deze “oorlogshelden” graag lieten welgevallen.’ (61)
Al op 17 oktober brachten de autoriteiten de Leeuwarden-groep over naar Groningen, omdat de kazerne in Leeuwarden gebruikt ging worden voor de internering van Belgische soldaten. Omdat de Rabenhauptkazerne al tjokvol zat, opende men een extra loods – van Fongers Rijwielenfabriek – aan de Hereweg, die plaats bood aan 600 man. In januari 1915 betrokken de geïnterneerden een ander barakkenkamp, dat speciaal voor hen gebouwd werd achter de strafgevangenis in Groningen.
Minidorp
Wielenga reconstrueert het kamp nauwkeurig, hetgeen vergezeld gaat van prachtige foto’s, plattegronden en een heldere beschrijving van de inrichting van het kamp. Het barakkenkamp fungeerde feitelijk als minidorp, zo blijkt. Er waren een washuis en een drooghok te vinden, een keukenbarak, een schoolbarak met bibliotheek, een kerk, een postkantoor, een werkplaats en een Recreation Hall. Wanneer het vroor, bouwde men de tennisbaan om tot een schaatsbaan.
Geïnterneerden die zich niet aan de kampregels hielden kregen straf. Op 31 december 1914 regelde een Nederlandse wet de straf- en tuchtrechtelijke maatregelen voor geïnterneerden.
‘Deze wet bepaalde dat geïnterneerden werden gelijkgesteld aan Nederlandse militairen, waardoor ook de in Nederland geldende wetten op hen van toepassing werden zodat het mogelijk werd op te treden tegen geïnterneerden die zich schuldig maakten aan overtredingen als openbare dronkenschap, diefstal, vechtpartijen, het niet opvolgen van Nederlandse bevelen en degelijke. In het eerste kwartaal van 1915 werden in totaal 245 straffen opgelegd aan geïnterneerden op grond van dronkenschap, het binnensmokkelen van sterke drank in het Kamp, wangedrag in de stad, roken in de tram, het lastig vallen van vrouwen etc.’ (128)
Slot
De studie van Wielenga is belangrijk omdat het een tot nog toe vrij onbekend stukje geschiedenis van de Engelse geïnterneerden in Nederland analyseert, en dan specifiek in Groningen. Het boek is goed geschreven en voorzien van prachtige illustraties. De toegift met de documentaire van de Timbertown Follies is een leuk extraatje.
Boek: Het Engelse Kamp in Groningen 1914-1918