Dr. Douwe Draaisma is een Nederlandse psycholoog die algemene bekendheid geniet door zijn bekroonde, veelgeprezen boeken over de werking van het menselijke brein. Zijn boeken zijn in meer dan twintig talen vertaald en uitgegeven. Draaisma is hoogleraar Geschiedenis van de psychologie aan de Rijksuniversiteit Groningen. De combinatie psychologie en geschiedenis roept de vraag op welk profijt de gemiddelde historicus van Draaisma’s inzichten kan hebben.
In een serie van vijf artikelen staat Historiek aan de hand van deze vraag stil bij de volgende boeken van Draaisma: De metaforenmachine: een geschiedenis van het geheugen (1995), Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt: over het autobiografische geheugen (2001), Ontregelde geesten: ziektegeschiedenissen (2006), Vergeetboek: wat we over vergeten moeten weten (2010) en De dromenwever (2013).
In Vergeetboek gaat Douwe Draaisma in op alles wat we over het fenomeen vergeten zouden moeten weten. Zoals de vragen waarom we zo’n slecht geheugen hebben voor dromen, of we herinneringen kunnen verdringen of verbannen uit ons geheugen en wat er misgaat in de hersenen van iemand die er niet in slaagt om gezichten te onthouden.
Cryptomnesie
Een van de meest interessante kwesties die in het boek wordt besproken, is dat van de cryptomnesie, ‘het onbewuste geheugen’, waarbij er ineens ongedachte kennis beschikbaar is die leek verdwenen, maar toch latent aanwezig is gebleven. Aanvankelijk verklaarde men dit soort verschijnselen als paranormaal, maar in werkelijkheid betreft het herinneringen die onbewust in het geheugen zijn opgeslagen en later aangeboord (kunnen) worden.
Wat gebeurt er precies bij cryptomnesie? Draaisma legt uit:
Afscheidsbrieven Franse Revolutie en Stalingrad
Net als Draaisma’s andere boeken laat Vergeetboek zien dat ons geheugen zeer complex en ook behoorlijk feilbaar is. Voor historici is dat natuurlijk een belangrijke wetenschap, bijvoorbeeld bij de interpretatie van egodocumenten en andere primaire bronnen die gebaseerd zijn op herinneringen.
Verder geeft Vergeetboek ons zicht op de waarde van ‘alternatief’ bronnenmateriaal. Interessant als historische bron is bijvoorbeeld de afscheidsbrief van terdoodveroordeelden – bijvoorbeeld tijdens de Terreur in Frankrijk na de Franse Revolutie, waarvan 200 brieven bewaard zijn gebleven – die weten dat ze binnen een dag zullen sterven. De brieven zijn natuurlijk gericht aan familie, vrienden of bekenden. Draaisma schrijft over wat hij gehaald heeft uit de 200 brieven die rond de Terreurperiode geschreven werden:
De veroordeelden beseffen dat ze heel spoedig alleen nog in de herinnering van hun dierbaren zullen voortleven. Nu hun dood zo dichtbij is, krijgt juist die herinnering betekenis. In dit moeilijkste uur zoeken ze troost in het vooruitzicht herinnerd te worden. Het is in onze tijd wel aangeduid als ‘de tweede dood’. Dood ben je pas als je uit de herinneringen van de achterblijvers bent verdwenen (…) Zo goed als elke brief bevat instructies over het juiste beheer van de nagedachtenis. Wat kon er gedaan worden om het vergeten op afstand te houden? (230,231)
Wat opvalt in de Franse afscheidsbrieven is de veel geuite wens om de brief van generatie op generatie over te geven, zodat men herinnerd zal worden, de wens om het nageslacht te vertellen over papa’s reine geweten of het nalaten van een plukje haar, dat ook veel voorkwam. Dezelfde thema’s werden aangetroffen bij brieven die vanuit Stalingrad in 1943 door Duitse militairen naar huis werden gestuurd en waarvan de verzenders vrijwel zeker wisten dat dit hun laatste epistel zou zijn.
In Duitsland namen de nazi’s de brieven in beslag, uit angst dat het moreel onder de bevolking zou inzakken. Ook hier bevatten de brieven de laatste wensen van de verzenders, vaak was een foto bijgesloten en vooral dezelfde spanning die ook in de Franse brieven aanwezig was: enerzijds de wens niet vergeten te worden, anderzijds het advies aan nabestaanden om door te gaan met hun eigen leven.