Van de hand van Pauline Vijverberg verschijnt maart 2018 de historische roman Onder de vlinderboom, over herinneringen en familiegeheimen uit de Boerenoorlog. Voor Historiek schreef de auteur een artikel waarin ze stilstaat bij de impact van herinneringen en de taak van de romanschrijver.
Herinneringen
Geen schrijver hoeft zich ooit zorgen te maken over een lege bladzijde: het enige wat je nodig hebt, is een bron van herinneringen. We doen een beroep op dezelfde inspiratie die onze voorouders hadden toen zij onder de sterrenhemel bij een kampvuur verhalen vertelden. Herinneringen zijn je identiteit. Zonder herinneringen zit je gevangen tussen je verleden en je toekomst. Socrates zei dat de ziel alle kennis bewaart en dat het slechts een kwestie van zich herinneren is. Dat vind ik mooi gezegd. Her-inneren is het her-beleven van iets uit het ínnerlijk. Of, zoals Erik Kandel, de Nobelprijswinnaar voor de moleculaire grondslag van herinneringen uitlegt: leren is hoe je nieuwe informatie over de wereld verkrijgt, herinneren is hoe je dat opslaat.
Het belang van herinneringen vormt de rode draad in mijn roman Onder de Vlinderboom. Er zijn twee verhaallijnen: enerzijds gaat het over tienjarige Clara en haar tweelingbroertje Tony. Zij belanden in een kamp tijdens de Boerenoorlog. Anderzijds gaat het over Iris, een wetenschapper die onderzoek doet naar de gevolgen van de in de 1944-Hongerwinter verwekte kinderen.
Zuid-Afrikaanse Vrijheidsoorlog
In Zuid-Afrika wordt de Boerenoorlog de Zuid-Afrikaanse Vrijheidsoorlog genoemd, omdat daarmee alle partijen die een rol speelden zo in één woord zijn gevat. Deze oorlog, tussen 1899 en 1902, werd anders gevoerd dan voorheen. De Boeren waren in de minderheid maar maakten gebruik van een guerrilla-offensief. Om de weerstand van de boerencommando’s te breken liet de Britse bevelhebber Lord Kitchener in 1900 de gewassen vernietigen, de dieren slachten en er werden meer dan 30.000 boerderijen afgebrand. Hier komt de term verschroeide aarde vandaan. De redenering was dat de boeren zo niet meer hun thuis als schuilplaats konden gebruiken en dat hun vrouwen hun niet meer met voedsel konden ondersteunen. De ontheemde vrouwen werden met hun kinderen in open veewagens per trein naar interneringskampen vervoerd en opgesloten om zo de mannen tot overgave te dwingen. In 1902 leefden 116.000 blanken in 45 kampen en ongeveer 110.000 zwarten in 66 kampen. Het aantal is slechts een schatting. Het totale aantal is onduidelijk, omdat de zwarte kampbewoners niet goed geregistreerd werden.
De catastrofe vond plaats omdat Lord Kitchener de gevolgen niet had voorzien. Of niet had willen voorzien. Hij noemde het verbranden een noodzakelijkheid en de kampen een daad van liefdadigheid. De gevolgen waren verschrikkelijk.
Zijn beleid wordt opzettelijke verwaarlozing genoemd: bijna 50.000 mensen overleden, onder wie vooral veel kinderen. Er was niet genoeg voedsel, het vlees was vaak bedorven, er was nauwelijks verse groente, besmettelijke ziekten velden de kinderen: tyfus, pokken, mazelen, dysenterie. De kou maakte het erger, de tenten lekten, er waren niet genoeg bedden, niet genoeg dekens… Pas toen de Britse Emily Hobhouse een kamp bezocht en aan het parlement rapporteerde, verbeterden de omstandigheden enigszins.
De strijd liet bij de Afrikaners diepe mentale en fysieke littekens na. Maar niemand had kunnen voorzien dat de kinderen van de overlevenden onder zulke schadelijke langetermijneffecten zouden lijden.
Hongerwinteronderzoek en epigenetica
Toen ik begon met het schrijven van Onder de vlinderboom, stuitte ik op Het Hongerwinteronderzoek van professor Roseboom. De vraag van het onderzoeksteam was welke externe factoren de ‘leesbaarheid’ van de genen van een ongeboren kind beïnvloedden. Voor dit Hongerwinter-project had het onderzoeksteam toegang tot data van meer dan tweeduizend vrouwen. Zij waren in een ziekenhuis in Amsterdam bevallen tussen eind 1943 tot begin van 1947. Naast deze groep van kinderen gebruikten ze een controlegroep van voor en na die winter, waarmee ze de resultaten konden vergelijken. De conclusie was dat kinderen geboren uit zwangere vrouwen in de Hongerwinter van 1944 als volwassenen meer vatbaar waren voor diabetes, depressie en hartziekten.
Net als Iris, de hoofdpersoon van mijn tweede verhaallijn, was voor mij het bestuderen van epigenetica als het ontcijferen van de taal van het leven: ik had een van de sleutels om het mysterie van het leven te onthullen in mijn handen. Ik was volkomen geïntrigeerd door hoe patronen uit het verleden zich in de toekomst kunnen herhalen. In hoeverre ervaringen en vroege gebeurtenissen uit het verleden je genen kunnen beïnvloeden, zonder het DNA te veranderen: je erft niet alleen je grootmoeders neus, maar ook haar aanleg voor depressie of haar avontuurlijke geest. Haar angsten en haar veerkracht: epigenetica.
Verbanden
De overeenkomst tussen de twintigduizend mensen die in de laatste winter van de Tweede Wereldoorlog overleden en de vijftigduizend vrouwen en kinderen die in de kampen van de Boerenoorlog overleden, lag voor de hand: als gebrek aan voeding invloed had op de Hongerwinter-moeders en hun nakomelingen, gold dat ook voor de levens van de kinderen die in de kampen uit de Boerenoorlog waren verwekt.
Waar ik tijdens mijn onderzoek achterkwam, was dat niet alleen dieet, maar ook andere componenten uit de leefomgeving die epigenetische veranderingen kunnen tewerkstellen:
Net als de modder de tanden van een zeer verfijnde machine na een tsunami kan doen dichtslibben, zo laten ook onze traumatische ervaringen van onze voorouders een moleculair residu achter, zelfs als de ervaringen allang vergeten zijn: de rottige jeugd van je grootouders, kan je persoonlijkheid beïnvloeden.
Onderzoek en verbeelding
Ik denk dat de taak van een romanschrijver is om indrukken op te dweilen en ze uit te wringen tot een verhaal. Er zijn momenten geweest bij het schrijven dat ik het gevoel had dat ik precies deze woorden al geschreven had, maar ik weet dat dat niet zo is. Het zijn woorden van andere vrouwen die hun dagboeken in de Boerenoorlog van 1900 nauwkeurig hebben bijgehouden. Misschien opdat ik ze eens, op een dag, zou kunnen gebruiken. Neem ons in je verhaal mee, leken ze te zeggen.
Ik schreef eigenlijk wat zíj schreven: dat herinnering fragiel is en de tijd van een leven kort en dat we soms niet de kans krijgen om een verband tussen gebeurtenissen te zien.
Het boek Onder de vlinderboom (9789054294788) verschijnt op 7 maart bij uitgeverij Conserve. Het boek reserveren kan hier