Een Extreem Verschrikkelijke Storm
De meest verschrikkelijke storm die Coyet ooit had meegemaakt vond vijf jaar voor Koxingaās invasie plaats. Hij begon na een ongebruikelijke windstilte. Het licht veranderde en een paar regendruppels tikten op de dakpannen. Toen trok de wind aan. Die avond kon je de golven op de kust buiten het kasteel horen beuken, net voorbij de duinen. De huilende wind kwam uit het zuiden, wat vreemd was, want in deze tijd van het jaar zou hij uit het noorden moeten komen.
De wind brulde de hele nacht door, tot aan de donkere, natte ochtend. Vanuit het kasteel kon je de zee in het oosten zien deinen, terwijl net iets naar het noorden het Kanaal dat voorbij de muren naar de Baai van Taiwan leidde kolkte als een witte massa. Enkele Chinese boten waren gekapseisd, dus stuurde Coyet wat mannen naar de kade om de vaartuigen van de Compagnie ā een jacht en een galjoot die klaar lagen om geladen te worden ā voor en achter aan de stenen kademuren vast te sjorren. Op de open zee rukte een andere galjoot, de Rode Vos, aan haar ankers; haar sloep werd meegenomen door een golf.
Tyfoons draaien tegen de klok in, en aangezien de wind uit het zuiden kwam moet de tyfoon zich verder naar het westen hebben bevonden, boven de Straat van Taiwan. De meeste tyfoons treffen Taiwan op de dunbevolkte oostkust, waardoor de bewoners van de dichtbevolkte westelijke vlaktes meestal geen voltreffers voor hun kiezen krijgen maar slechts stormen die door de hoge bergen van het eiland al zijn afgezwakt. Deze tyfoon mikte echter recht op de westkust, het kerngebied van de Nederlandse en Chinese vestigingen.
Bij het vallen van de tweede nacht werd het gehuil van de wind nog erger. Vanuit zijn gouverneurswoning hoorde Coyet hem veranderen in een āextreem verschrikkelijke storm zoals hier jarenlang niet is meegemaaktā. De gebouwen beefden en schudden. Wind als deze kon palmbomen met wortel en al uitrukken en ze door muren heen slingeren, maar de grootste zorg was het water. Kasteel Zeelandia was gebouwd op een landtong van zand die als een slang richting de oceaan kronkelde. Naar het noorden toe werd het eiland een steeds hobbeliger duinlandschap. Vervolgens maakte het plotseling een knik naar het oosten, alsof het van gedachten was veranderd, en wees als een knokig vingerkootje terug naar het vasteland. Kasteel Zeelandia was gebouwd op deze knik; de achterkant van het kasteel was tegen de duinen gevleid en de poort gaf toegang tot het water, waarover gewoonlijk de schatten aangevoerd werden ā katoen, peper, porselein, zijde en zilver ā maar dat nu tegen de stenen kade beukte. Het hoger gelegen bovenkasteel liep waarschijnlijk geen gevaar; de dikke muren omringden daar een groot plein waar huizen, soldatenverblijven en gevangenissen waren.
Maar de gouverneurswoning, de kerk en de belangrijkste pakhuizen en woningen lagen buiten de hoofdwal, in wat het benedenkasteel werd genoemd. Oorspronkelijk had de lange rij zij aan zij geplaatste gebouwen direct tegenover de kades gelegen. Later was er een lange dikke muur tussen de kade en de gebouwen gebouwd. Deze was ontworpen om bescherming te bieden tegen piraten, samoerai en Spanjaarden. Nu bood ze bescherming tegen de golven. De storm raasde de hele nacht en gierde door de kieren in deuren en ramen. Tegen middernacht bereikte ze haar hoogtepunt. Een paar uur later zwakte ze af.
Toen de volgende ochtend de Nederlanders, hun ogen knipperend tegen de zon, naar buiten kwamen, ontdekten ze tot hun opluchting dat het boven- en benedenkasteel ongeschonden waren. Er waren wat gebroken ruiten en kapotte daken, maar er was geen grote schade. Toen ze echter de poorten openden, aanschouwden ze totale verwoesting. De steiger voor het benedenkasteel was totaal weggeslagen. De kademuur langs de kust, die in de ene richting naar de stad Zeelandia en in de andere naar het strand leidde, was volkomen aan stukken; sommige stenen waren hoog op het land geworpen, en het stenen pad dat er langs had gelopen was weggespoeld door het water. Sommige van de enorme keien die waren bedoeld om de kust tegen erosie te beschermen waren helemaal verdwenen, en de schepen die aan de stenen kades hadden gelegen waren zwaar toegetakeld, de masten versplinterd. Verderop in de baai stond een jacht genaamd de Maarssen bijna rechtop in het water. Dat zou nog niet eens zo opmerkelijk zijn geweest, ware het niet dat de Maarssen een maand eerder was vergaan in een andere storm en diep begraven was geweest onder zand en slib. Nu stond ze rechtop, meer dan honderd meter verwijderd van haar eerdere locatie ā iets dat, zo mijmerde Coyet, āniet had kunnen gebeuren zonder geweldige krachtā.
De stad Zeelandia, honderd meter ten oosten van het kasteel, op het vingertopje van de uitloper van het eiland, was āeen woestenijā. De met klinkers geplaveide straten waren bedekt met stukken hout, zand en op het land geworpen boten. De huizen langs de havens aan alle drie de kanten waren compleet vernield, inclusief prachtige pas gebouwde woningen zoals He Bins nieuwe villa. Geen enkel deel van de stad was evenwel gespaard. In elke straat lag puin en lagen lijken. Velen waren van Chinese vrouwen en kinderen die waren verdronken of waren verpletterd door omgevallen muren.
Klokken luidden, en gongs dreunden. Coyet liet de stadsomroepers bekendmaken dat iedereen die werd betrapt op stelen of het afstruinen van de puinhopen in de boeien zou worden geslagen voor een jaar dwangarbeid. Mensen begonnen op te ruimen en te herbouwen. Maar sommige dingen konden niet worden herbouwd. Aan de andere kant van de brede vaargeul voor Kasteel Zeelandia was nĆ³g een lang, zandig eiland, Baxemboy. Het vissersdorp dat ooit op de met gras bedekte oever van Baxemboy had gestaan was verdwenen ā zonder een spoor achter te laten, zelfs geen balk of stuk fundering. Het meest zorgelijk was echter dat ongeveer halverwege het eiland, op wat duinen en voorbij een bosje stakige pijnappelbomen, een belangrijk fort de wacht had gehouden over een andere toegangsweg tot de baai, het Hertenoorgat. De storm had het met de grond gelijk gemaakt. Er was niets van over behalve een hoop zand en baksteen. Vijf soldaten waren op slag gedood. De rest was erin geslaagd te ontsnappen; zij die ongedeerd waren hadden hun makkers met botbreuken meegesleept. Ze zeiden dat het fort om middernacht was ingestort, toen de storm op zijn hevigst was.
Coyet stuurde arbeiders om de lichamen uit te graven, en ingenieurs om de overblijfselen van het fort te inspecteren. Zij rapporteerden dat het fort onmogelijk herbouwd kon worden omdat de storm Baxemboy volstrekt had veranderd. Veertig jaar lang hadden stuurlieden zich georiƫnteerd op de hoge, donkere duinen, wetend dat wanneer ze die zagen ze Kasteel Zeelandia naderden. Maar de duinen waren weggeslagen, en er was alleen nog een vlak strand.
Kaarten konden opnieuw gemaakt worden, duinen niet. Er was geen geschikte plaats om een nieuw fort te bouwen. Hoe moesten de Nederlanders de Baai van Taiwan nu verdedigen, mocht er ooit een vijand komen? Kasteel Zeelandia bewaakte nog steeds de belangrijkste vaargeul, maar het Hertenoorgat was nu onverdedigd. Coyet beschouwde dit als het āzwaarste ongeval dat de Edele Compagnie in deze storm is overkomenā.
Soms kun je weinig doen behalve je tot een hogere macht wenden, en dus besloten Coyet en zijn collegaās een algemene Vasten- en Bededag te houden, āom de Almachtige te smeken Zijn plaag van dit eiland af te wenden, die we vanwege onze vele zonden op dit eiland nu menigmaal hebben gevoeld, in het bijzonder in deze afgelopen tijd door de afgrijselijke stormwinden en de vervaarlijke overstroming die Hij ons bracht, waardoor meer dan achthonderd zielen zijn verdronken en gesneuveldā.
Die nacht, als in antwoord, klonken er explosies vanaf Baxemboy. Toen mensen de volgende dag poolshoogte gingen nemen, kwamen ze erachter dat de explosies uit de grond onder het gevallen fort waren gekomen, niet ver van de plek waar enkele soldaten die de ruĆÆnes bewaakten rond een kampvuur hadden gezeten. Juist toen de vlammen zoān beetje uitdoofden, klonken de ontploffingen van diep onder het zand. De soldaten hielden het erop dat er onder het zand bedolven granaten waren afgegaan.
Misschien kunnen we deze explosies beschouwen als de eerste voortekenen. Vijf jaar later, toen Koxingaās invasie ophanden was, zouden er vele volgen.
~ Tonio Andrade
Fragment uit het boek De Val van Formosa. Hoe een Chinese krijgsheer de VOC versloeg van Tonio Andrade, dat deze maand bij Uitgeverij Van Wijnen verschijnt