De aanwezigheid van geestelijken bij de krijgsmacht is een verschijnsel van alle tijden en culturen. Formeel heeft Nederland sinds 1914 een instituut voor geestelijke verzorging, toen bestaand uit protestantse en rooms-katholieke geestelijken. Inmiddels telt de Dienst Geestelijke Verzorging zeven religieuze en levensbeschouwelijke stromingen: rooms-katholiek, protestants, humanistisch, joods, moslim, boeddhistisch en hindoeïstisch. In het recent verschenen proefschrift van Bart van Dijk, zelf sinds 2000 vlootaalmoezenier bij de Koninklijke Marine, staat de groep rooms-katholieke aalmoezeniers centraal.
De kern van het boek In de strijd nabij bestaat uit de uitwerking van een door Van Dijk gehouden onderzoek onder 51 aalmoezeniers die tussen 2000 en 2011 als aalmoezenier werkzaam waren. Aan hen legde Van Dijk een vragenlijst voor met vragen over de verhouding van de aalmoezeniers tot de krijgsmacht en kerk, hun werken in de militaire context, hun persoonlijke geloof en professionele identiteit en, indien van toepassing, hun ervaringen op militaire missies. De antwoorden geven de lezer een diepgaand en boeiend inzicht in het zelfbeeld van de aalmoezeniers en hun visie op de spanningsvelden waarin zij functioneren. Die spanningen, bijvoorbeeld tussen krijgsmacht en kerk of tussen geloof en geweld, worden in het boek eveneens toegelicht vanuit geschiedenis en theologie.
Aanwezigheid
De titel van het boek is afgeleid van een van de centrale begrippen in het onderzoek. Aalmoezeniers die hun eigen optreden en rol in de militaire praktijk typeren gebruiken daar vaak woorden als nabijheid of belangeloze aanwezigheid voor. In hun positie als aalmoezenier zijn zij volledig gericht op de militaire eenheid die zij geestelijk verzorgen. Bij hun deelname aan militaire operaties hebben aalmoezeniers veel tijd voor pastorale gesprekken met de militairen. Betrokkenheid bij de militairen en het niet-oordelen over hun daden zien aalmoezeniers als voorwaarden om effectieve geestelijke zorg te leveren, zo blijkt uit de antwoorden op de enquête. In de woorden van Van Dijk:
“Hun betrokkenheid en deelname bepaalt voor een deel ook hun pastorale effectiviteit. Pas als je ‘één van hen’ bent, volgt er vertrouwen en daarmee ook de mogelijkheid van pastoraal contact. In deze zin is hun participatie minstens even belangrijk als hun presentie.”
De uitkomsten van de enquête laten zien dat aalmoezeniers gewend zijn om zichzelf en hun eigen taak in heel specifieke, soms idealistische, begrippen te beschrijven. Omdat Van Dijk zelf ook aalmoezenier is, gebruikt hij dezelfde begrippen in de analyse van de enquête. Hierdoor blijven sommige kernbegrippen als ‘belangeloze aanwezigheid’ of ‘presentie’ voor de buitenstaander toch wat onduidelijk. Wat betekent dat nu in de praktijk? Wat doen aalmoezeniers nu eigenlijk als ze ‘aanwezig’ zijn? In hoeverre stroken de idealen die aalmoezeniers willen bereiken met de praktijk van hun werk? Een kritischer benadering van die begrippen zou in het boek welkom zijn geweest.
Moraal
Het idee van belangeloze aanwezigheid van de aalmoezeniers is niet altijd zo geweest, aldus Van Dijk.
“Tot na de Tweede Wereldoorlog zagen veel aalmoezeniers zichzelf voor een belangrijk deel ook als moraal- en moreelsofficier, gericht op het binnen de perken houden van het gedrag van katholieke militairen, en de bemoediging van de militaire groep.”
Dit geldt in sterke mate voor de oorlog in Indonesië (1945-1949), waarbij de aalmoezeniers zich inzetten om de uitgezonden oorlogsvrijwilligers en dienstplichtigen geestelijk ongeschonden in Nederland terug te brengen. In de jaren zestig en zeventig veranderde deze rol. Aalmoezeniers werden kritischer, onder andere op de inzet van kernwapens. Een deel van de aalmoezeniers in deze periode was verklaard pacifistisch en verhief de stem tegen het gebruik van kernwapens. Deze twee rollen zijn volgens Van Dijk in het huidige tijdperk niet meer aanwezig. Vanaf de jaren negentig kwam de nadruk te liggen op de pastorale benadering van nabijheid en belangeloze aanwezigheid. Van Dijk beveelt echter aan om de kritische rol van de aalmoezenier te herwaarderen in het kader van de morele vorming van militairen. Morele aspecten van de hedendaagse krijgsmacht, bijvoorbeeld rond robotisering, moeten kritisch worden ondervraagd.
Kritische houding
Als het gaat om de historische verhouding tussen kerk en krijgsmacht stelt Van Dijk dat de rooms-katholieke kerk in de geschiedenis altijd een kritische houding ten opzichte van oorlog en de inzet van krijgsmachten heeft gehad. Hij beschrijft dat de kerk in de negentiende eeuw geleidelijk haar invloed op de politiek, en daarmee dus ook op het verloop van oorlogen, verloor.
“Deze onmacht ontwikkelde zich in een politiek neutrale positie, waarin de Kerk een kritisch tegenover [theologentaal voor een kritisch klankbord, red.] voor de politiek kon vormen, zonder zich geheel van de politiek af te wenden.”
Het idee van een “goede oorlog” was na de verwoesting van de Eerste en Tweede Wereldoorlog vrijwel onverdedigbaar geworden, aldus Van Dijk. In de Koude Oorlog nam de kerk daarom een kritische houding aan, waarbij werd opgeroepen tot het herstel van de morele orde en aandacht werd gevraagd voor mensenrechten. Op deze beweringen is historisch gezien heel wat af te dingen. Ten eerste is het niet zo dat het katholicisme in de negentiende eeuw haar grip op de politiek verloor; sterker nog, de katholieke invloed in de Nederlandse politiek was in de eerste helft van de twintigste eeuw wellicht groter dan ooit. Ten tweede was ook na de Tweede Wereldoorlog het idee van een goede oorlog die werd gesteund door de katholieke kerk zeker niet verdwenen. Een korte blik op de oorlog in Indonesië tussen 1945 en 1949 is voldoende om te zien dat deze oorlog door grote delen van de Nederlandse kerken werd gelegitimeerd.
Kortom, Bart van Dijk heeft in zijn proefschrift een boeiend inzicht gegeven in het denken van Nederlandse aalmoezeniers over zichzelf en hun werkzaamheden en dit verbonden aan bredere theologische vraagstukken. Tegelijk roept zijn boek nieuwe vragen op naar de historische relatie tussen kerk, natie en leger en de rol van aalmoezeniers in de militaire praktijk. Voer voor verder onderzoek dus.
Boek: In de strijd nabij – Nederlandse aalmoezeniers in militaire missies