In Frankrijk, meer bepaald in het hartje van Bourgondië, kan men kennismaken met deze voormalige prestigieuze abdij. Gesticht in 1118 door de heilige Bernard of Bernardus van Clairvaux (1090-1153) kende dit convent gedurende verscheidene eeuwen een ongekende bloei en wist het op bijna miraculeuze wijze te ontsnappen aan vernielingen, oorlogen en zelfs aan de Franse Revolutie. Een portret:
Een merkwaardige geschiedenis
Begin zestiende eeuw werd het abdijcomplex meer en meer geleid door commanditaire abten aangesteld door de Franse koning, hetgeen een zeker verval inluidde. Tijdens de Franse Revolutie werd het klooster verkocht aan een zekere Hugot van Percy-sous-Thil, die er zonder enig schaamtegevoel een papierfabriek van maakte. Deze werd in 1820 doorverkocht aan Elie de Montgolfier die de fabriek tot grote bloei bracht. De onderneming functioneerde tot 1906, tot Edouard Aynard (1837-1913), schoonzoon van Raymond de Montgolfier, het kloosterdomein in handen kreeg.
Aynard, een politicus en tevens welgesteld bankier, liet alle bij de papierfabriek behorende gebouwen slopen en het klooster in zijn oorspronkelijke staat herstellen. Tot op heden is het domein nog steeds het eigendom van de familie Aynard en sinds 1981 staat de voormalige Cisterciënzerabdij op de werelderfgoedlijst van de Unesco.
Het abdijcomplex doorgelicht
De bezoeker betreedt het domein via de imposante vijtiende-eeuwse portierswoning. Op de dwarsbalk van de ingangspoort ervan staan twee opmerkelijke geschriften: “Fonte Net” (te vertalen als: datgene wat op fonteinen drijft) en een citaat uit Genesis: “De geest Gods zweefde over de wateren”.
Onmiddellijk links van de portierswoning loopt men langs een gebouw uit de dertiende eeuw. Het eerste gedeelte van dit pand deed volgens de historici dienst als kapel voor bezoekers, pelgrims en vreemdelingen. Het tweede gedeelte was de bakkerij. Wetenswaardig is het feit dat de oven nog steeds zijn oorspronkelijke schoorsteen bezit.

Pal rechts daarvan bevindt zich de achttiende-eeuwse abtswoning. Deze werd gebouwd voor de commanditaire abten die echter slechts zelden in het klooster verbleven. Links van deze woning valt onmiddellijk de duiventil op en iets verderop de kennel voor de jachthonden van de Hertogen van Bourgondië die in de bossen van Fontenay hun geliefkoosd jachtdomein hadden.
In de rechterzijbeuk zien we een statige trap die naar het dormitorium van de monniken leidde. De regel van Sint Bernardus schreef de kloosterlingen voor om in een gemeenschappelijke zaal te slapen op strozakken zonder verwarming. De slaapplaatsen waren enkel door dunne lage wanden van elkaar gescheiden. Het meest opmerkelijke van deze 56 meter lange zaal is ontegenzeglijk het plafond van kastanjehout daterend uit de tweede helft van de vijftiende eeuw.

Via een deur op de benedenvloer van de kerk verlaat men de kerk om het eigenlijke klooster te betreden. Daar zien we meteen de Armarium Claustri, een nis waarin de monniken hun boeken achterlieten alvorens de kerkdienst bij te wonen. Het klooster zelf heeft in de loop der eeuwen geen enkele vernieling ondergaan en is daardoor een volmaakt voorbeeld van bouwkunst die overeenstemt met de voorschriften van de Cisterciënzerregels, dit ondanks bepaalde verschillen in de bouw van de vier galerijen en het groot aantal in afwerking uiteenlopende kleine zuilen.
Voorts valt in de omringende tuin waarin de monniken onder meer hun geneeskrachtige kruiden kweekten respectievelijk de smederij en de ziekenzaal te bezoeken. De ziekenzaal staat omwille van hygiënisch oogpunt geheel los van de overige gebouwen. De smederij daarentegen, 53 meter lang, was een echte fabriek die erts verwerkte van de nabijgelegen heuvel. De gekanaliseerde rivier leverde de energie voor de smeedhamer en de blaasbalg van de koepelovens. De zaal van de smederij wordt terecht beschouwd als een van de mooiste zalen van de abdij. Een bezoek aan deze historische en voormalige spirituele site is dan ook een echte aanrader. Jaarlijks trekt de voormalige Cisterciënzerabdij trouwens meer dan 100.000 toeristen.