Als je ‘korte metten maakt’ met iets of iemand, dan treed je daadkrachtig op. Je klaart een klus snel en kordaat, of je stelt je (als het om een persoon gaat) genadeloos op en leert diegene een lesje.
Het gezegde ‘korte metten maken’ komt uit de middeleeuwse kloosterwereld. De ‘metten’ maakten deel uit van het dagritme van middeleeuwse monniken. Metten waren de gebeden die ze om 2 of 3 uur in de ochtend moesten opzeggen. Volgens het Etymologisch woordenboek van het Nederlands is de term metten afgeleid van het christelijk-Latijnse matutinae, dat een verkorting is van laudes matutinae (‘ochtendlof’) of matutinae preces (‘ochtendgebeden’).
Het dagritme van de monniken was eentonig. Elk dag hetzelfde ritueel, dag in, dag uit. Een recent boek over Nederlandse cisterciĆ«nzerkloosters – getiteld Schiere monniken en grijze vrouwen (2015) – schrijft over de dagorde van de monniken (ik citeer vrij):
“Om ongeveer twee uur ’s nachts staan de monniken op voor het nachtelijk koorgebed; op zondag staat men zelfs nog vroeger op. De monniken slapen gekleed, ‘om altijd gereed te zijn’: zodra de klok luidt, staan ze onmiddellijk op en haasten zich in stilzwijgen naar de donkere kerk. (…) De nachtgetijden, metten genoemd, duren minstens een uur (op zondag nog langer). Zo’n gebedsdienst bestaat hoofdzakelijk uit het zingen of reciteren van psalmen, aangevuld met kantieken (toonzettingen van andere Bijbelteksten). Verder leest men in de metten gedeelten uit de Bijbel en andere teksten en zingt men een lied. Bij zonsopgang zongen de monniken de lauden, tijdens de gebedsdienst in de morgen. Daarna werd er gewerkt, in het scriptorium, de werkplaatsen, in het bos of op het land. Altijd zwijgend, zonder een woord te zeggen. Om de drie uur onderbraken de cisterciĆ«nzers hun werk om naar het klooster terug te keren en om drie korte psalmen te bidden. Op zondagen werkten ze uiteraard niet; deze brachten de monniken door met het lezen van de Bijbel en andere geestelijke lectuur. Om precies twaalf uur begon de middagmaaltijd. Ook deze verliep zwijgend, met uitzondering van het moment waarop Bijbelteksten voorgelezen werden. Soberheid was bij de maaltijden het uitgangspunt in de cisterciĆ«nzerkloosters: maaltijden waren altijd vegetarisch en tussen half september en Pasen aten de monniken alleen in de avond; de middagmaaltijd sloegen ze over. Ter afsluiting van de dag bezochten de monniken opnieuw de kerk, waar ze weer drie psalmen reciteerden en een gebed uitspraken.” (p.22, 23)
Maar wat maakte het kloosterleven dan zo aantrekkelijk als de dagen – tot de dood toe – zo eentonig verliepen? Het antwoord is simpel: kloosters boden in tijden van armoede de garantie op onderdak en voedsel, zorgden voor een veilig onderdak en monniken en conversen (dit waren lekenbroeders die vaak het zware werk – het monnikenwerk, werk dat uiteindelijk weinig meer oplevert dan eten – deden zodat de ‘echte’ monniken konden mediteren) waren vanwege hun religieuze toewijding verzekerd van de eeuwige zaligheid.
‘Hunne metten uitrabbelen’
De fervente neerlandicus en gereformeerde predikant Carolus Tuinman (1659-1728), die zijn hele leven spreekwoorden en gezegden verzamelde, schreef in De oorsprong en uytlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden Deel 1 (1726), over de herkomst van ‘korte metten maken’:
“Dit drukt uit, iets haastig en loopswijze afdoen, gelijk de Monniken, die hunne metten uitrabbelen, om ras gedaan te hebben.”
Maar waarom raffelden de monniken hun metten (gebeden) eigenlijk zo snel af? Het gebedsritueel in de vroege ochtend duurde minstens een uur en soms – bijvoorbeeld op zon- en feestdagen – zelfs nog langer. Voor de monniken was dit gebed het minst populaire gebed van de dag, omdat ze zo vroeg in de ochtend nog slaapdronken waren en omdat het in de ochtend koud was. Daarom raffelden ze deze gebeden af, om maar zo snel mogelijk klaar te zijn en andere dingen te kunnen doen. De monniken maakten ‘korte metten’ met dit gebed.
Korte wetten…
In de loop der tijd hebben kloosters de metten ingekort. Tegenwoordig zijn de metten grotendeels in onbruik geraakt in nog bestaande kloosters. De term die vandaag de dag in gebruik is, omdat er vooral avondgebeden worden uitgesproken, is vigilie (nachtwake).
Aardig is trouwens de variant ‘korte wetten maken’. Deze uitdrukking betekent hetzelfde als korte metten maken. Naar alle waarschijnlijkheid is ‘wetten’ hier een verbastering van ‘metten’. Maar het kan, aldus F.A. Stoett, ook oorspronkelijk ‘snel rechtspreken’ betekend hebben.
Meer historische uitdrukkingen (en scheldwoorden)
Boek: De mooiste uitspraken van onze ouders en grootouders
– Etymologisch Woordenboek van het Nederlands (2003-2009).
– Carolus Tuinman, De oorsprong en uytlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden Deel 1 (1726) p.19, zie online: http://www.dbnl.org/tekst/tuin005oors01_01/tuin005oors01_01_0009.php
– Philip Holt, Schiere monniken en grijze vrouwen. CisterciĆ«nzers in Nederland 1165-1797. Een overzicht (uitgeverij Damon, 2015) 15-34.
– https://onzetaal.nl/taaladvies/advies/korte-metten-maken
– http://www.isgeschiedenis.nl/historische-uitdrukkingen/betekenis-van-ergens-korte-metten-mee-maken/