Van een lapzwans hebben we geen al te hoge pet op. Hij of zij voert weinig uit en als er toch wat wordt gedaan is dat meestal van weinig betekenis of ronduit waardeloos. We danken het woord lapzwans, dat nog geregeld wordt gebruikt, aan het Jiddisch.
Lapzwans is namelijk een leenwoord uit deze Hebreeuws-Duitse mengtaal. Het Jiddisch kent het woord lapsjwants, dat een samenvoeging is van de Duitse woorden lappe (slap) en Schwanz (letterlijk staart, maar hier waarschijnlijk een verwijzing naar het mannelijke geslachtsdeel). De lapzwans is dan dus een ‘slappe zak’ of ‘lamlul’. Mogelijk is het scheldwoord oorspronkelijk afkomstig uit de scheepvaart, waar het dan gebruikt zou zijn als aanduiding voor matrozen die zich bezighielden met niet al te belangrijke klusjes.
Volgens het Chronologisch woordenboek van Nicoline van der Sijs komt het woord al zeker sinds 1928 in onze taal voor.
Bronnen â–¼
-https://nl.wiktionary.org/wiki/lapzwans
-https://www.ensie.nl/scheldwoordenboek/lapzwans