Klaar met de textiel
Vrouw, de straat is ook voor jou.
Begin jaren tachtig wandelde een verslaggever van het Haarlems Dagblad door Tilburg; hij noteerde hoe de stad oogde en wat er op muren stond geschreven – ‘Laat de rijken de crisis betalen!’ Het deed allemaal behoorlijk mistroostig aan. Dichtgetimmerde panden, glasscherven op straat, krotwoningen, scheve stoeptegels, woekerend onkruid, altijd wel ergens een pand dat afgebroken werd of graffiti op de muur. Achter de V&D was een anti-kernwapenposter geplakt, aan de Spoorlaan had iemand ‘David Bowie’ op het raam geschreven en op een blinde muur in de Willem II-straat stond ‘Potten tegen porno’.
Wat ook precies past in het beeld van de jaren tachtig: voetbalclub Willem II had serieuze geldproblemen en dreigde uit het betaald voetbal te verdwijnen. Niemand minder dan Johan Cruijff toog daarop naar Tilburg en riep het toegestroomde publiek op de Heuvel op om deel te nemen aan een handtekeningenactie. Johan verliet daarop onder luid applaus het podium en kreeg een dikke zoen op zijn wang van Rooie Stien, een bekende Tilburgse paradijsvogel.

In 1987 kreeg ook Joop Zoetemelk een zoen van haar nadat hij in Tilburg zijn allerlaatste wegkoers had gereden. Maar na afloop overheerste het chagrijn: Joop was als vierde geëindigd, iets waar de organisatie niet op gerekend had. ‘De één meter hoge beker was duidelijk bedoeld als trofee voor een lange loopbaan en niet voor een eenvoudig criteriumpje waar [de Tilburger] Van Poppel mee pronkte,’ aldus dagblad Trouw.

En de textiel? In maart 1982 was Sigmacon officieel failliet verklaard en maakte de Koninklijke AaBe zijn zoveelste doorstart, met 200 werknemers. Verder waren het vooral leegstaande fabrieken die herinnerden aan de textiel. Sommige panden werden tijdelijk voor iets anders gebruikt. Zo werd de wollenstoffenfabriek van Janssens van Buren deels gesloopt en omgebouwd tot een supermarkt (Famila). In andere leegstaande hallen werden caravans of praalwagens gestald, en een gemeentelijke dienst nam zijn intrek in het gebouw van de Tilburgse Katoenspinnerij aan de Ceramstraat. Maar er waren ook tal van fabrieksgebouwen die doelloos in afwachting stonden van hun lotsbestemming.
Op zaterdagmiddag 13 juni 1981 ging de brandweer naar een melding aan de Kapelstraat, een dwarsstraat van de Goirkestraat. Ze arriveerden bij ‘een slooppand’, een karakteristiek fabriekscomplex uit 1875 dat door de ooit zo invloedrijke familie Eras was gebouwd. De kleine brand werd geblust en als warmtebron werd ‘lucifers’ genoteerd in het brandrapport.
Het onderzoek werd overgedragen aan de recherche en de brandweermannen stapten in hun wagen en reden terug naar de kazerne. Maar om 20.18 uur konden ze opnieuw naar de Kapelstraat: er was brand uitgebroken op de bovenste verdieping van het vier etages tellende gebouw. Opnieuw werd de brand geblust en opnieuw werden er lucifers gevonden.
De volgende ochtend stak de wind op en in de loop van de dag ontwikkelde die zich tot een krachtige westenwind. Om 21.51 uur ging het alarm in de brandweerkazerne; opnieuw een melding in de Kapelstraat. Toen de eerste eenheden arriveerden was het duidelijk dat men machteloos was; het fabriekspand brandde als een fakkel en de vlammen schoten, opgejaagd door de wind, tot 40 meter hoog de lucht in. Een naastgelegen fabrieksgebouw uit 1880 vloog ook in brand en enkele naastgelegen woningen werden bedreigd door het vliegvuur. Uiteindelijk draaide de wind en kregen de bijna 50 brandweerlieden grip op de brand. Ze waren tot maandagochtend bezig en verbruikten zo’n twee miljoen liter bluswater. De sloopwerkzaamheden werden met spoed in gang gezet en rondom het uitgebrande fabrieksgebouw werden dranghekken geplaatst. Buurtbewoners hingen rond, verhaalden tegen elkaar over de brand en keken wat besmuikt naar de rij woningen die door de brand beschadigd waren geraakt. Dat was niet de bedoeling geweest, maar verder had hun actie het beoogde resultaat.
