Leegstaande Tilburgse textielfabrieken werden een ‘bron van schaamte’

Het verdriet van Tilburg
4 minuten leestijd
Het uitgebrande fabriekscomplex van Van Opstal in de Kapelstraat. Foto: Jan Brieffies (Regionaal Archief Tilburg)
Het uitgebrande fabriekscomplex van Van Opstal in de Kapelstraat. Foto: Jan Brieffies (Regionaal Archief Tilburg)
De grootvader van Maarten van Riel was een van de duizenden textielarbeiders die Tilburg rijk was. De stad was de spil van zijn bestaan, maar ook de plek waar hij een einde maakte aan zijn leven. Als Van Riel terugverhuist naar zijn geboortestad, kan hij niet meer om zijn pijnlijke familiegeschiedenis heen. Hij duikt in de krochten van het archief en stelt vragen die hij eerder niet durfde te stellen. In zijn boek Het verdriet van Tilburg legt Van Riel aan de hand van zijn geschiedenis de rijke en tragische historie van de Tilburgse textielindustrie bloot. Op Historiek publiceren we een fragment uit het boek, over de leegstand die ontstond na het verdwijnen van de textielindustrie.

Klaar met de textiel

Vrouw, de straat is ook voor jou.

Begin jaren tachtig wandelde een verslaggever van het Haarlems Dagblad door Tilburg; hij noteerde hoe de stad oogde en wat er op muren stond geschreven – ‘Laat de rijken de crisis betalen!’ Het deed allemaal behoorlijk mistroostig aan. Dichtgetimmerde panden, glasscherven op straat, krotwoningen, scheve stoeptegels, woekerend onkruid, altijd wel ergens een pand dat afgebroken werd of graffiti op de muur. Achter de V&D was een anti-kernwapenposter geplakt, aan de Spoorlaan had iemand ‘David Bowie’ op het raam geschreven en op een blinde muur in de Willem II-straat stond ‘Potten tegen porno’.

Wat ook precies past in het beeld van de jaren tachtig: voetbalclub Willem II had serieuze geldproblemen en dreigde uit het betaald voetbal te verdwijnen. Niemand minder dan Johan Cruijff toog daarop naar Tilburg en riep het toegestroomde publiek op de Heuvel op om deel te nemen aan een handtekeningenactie. Johan verliet daarop onder luid applaus het podium en kreeg een dikke zoen op zijn wang van Rooie Stien, een bekende Tilburgse paradijsvogel.

Manifestatie in Tilburg voor betaald voetbalclub Willem II . Johan Cruijff wordt omhelsd door vrouw (met motoragenten).
Manifestatie in Tilburg voor betaald voetbalclub Willem II . Johan Cruijff wordt omhelsd door vrouw (met motoragenten). Fotocollectie Anefo

In 1987 kreeg ook Joop Zoetemelk een zoen van haar nadat hij in Tilburg zijn allerlaatste wegkoers had gereden. Maar na afloop overheerste het chagrijn: Joop was als vierde geëindigd, iets waar de organisatie niet op gerekend had. ‘De één meter hoge beker was duidelijk bedoeld als trofee voor een lange loopbaan en niet voor een eenvoudig criteriumpje waar [de Tilburger] Van Poppel mee pronkte,’ aldus dagblad Trouw.

Standbeeld van het Heilig Hart op de Heuvel in Tilburg
Standbeeld van het Heilig Hart op de Heuvel in Tilburg (CC BY-SA 3.0 – User:1b892e9b – wiki)
Nog zoiets: het gouden hart dat in 1921 in het standbeeld van het Heilig Hart op de Heuvel was geplaatst, werd in 1982 gestolen. Uiteindelijk toonde de dief berouw en nam hij contact op met pastoor Jan van Noorwegen. Het kerkbestuur besloot het hart echter niet terug te hangen en verving het door een replicahart van verguld koper. Het origineel, gemaakt van goud dat door Tilburgers was ingezameld tijdens en na de Eerste Wereldoorlog, werd veilig opgeborgen door Van Noorwegen, evenals deze voetnoot van de stadsgeschiedenis – de pastoor trad in 2021 pas naar buiten met dit verhaal, een jaartje voor hij overleed.

En de textiel? In maart 1982 was Sigmacon officieel failliet verklaard en maakte de Koninklijke AaBe zijn zoveelste doorstart, met 200 werknemers. Verder waren het vooral leegstaande fabrieken die herinnerden aan de textiel. Sommige panden werden tijdelijk voor iets anders gebruikt. Zo werd de wollenstoffenfabriek van Janssens van Buren deels gesloopt en omgebouwd tot een supermarkt (Famila). In andere leegstaande hallen werden caravans of praalwagens gestald, en een gemeentelijke dienst nam zijn intrek in het gebouw van de Tilburgse Katoenspinnerij aan de Ceramstraat. Maar er waren ook tal van fabrieksgebouwen die doelloos in afwachting stonden van hun lotsbestemming.

Op zaterdagmiddag 13 juni 1981 ging de brandweer naar een melding aan de Kapelstraat, een dwarsstraat van de Goirkestraat. Ze arriveerden bij ‘een slooppand’, een karakteristiek fabriekscomplex uit 1875 dat door de ooit zo invloedrijke familie Eras was gebouwd. De kleine brand werd geblust en als warmtebron werd ‘lucifers’ genoteerd in het brandrapport.

‘De textielindustrie werd geassocieerd met frustratie, boosheid en tal van andere negatieve gevoelens’

Het onderzoek werd overgedragen aan de recherche en de brandweermannen stapten in hun wagen en reden terug naar de kazerne. Maar om 20.18 uur konden ze opnieuw naar de Kapelstraat: er was brand uitgebroken op de bovenste verdieping van het vier etages tellende gebouw. Opnieuw werd de brand geblust en opnieuw werden er lucifers gevonden.

De volgende ochtend stak de wind op en in de loop van de dag ontwikkelde die zich tot een krachtige westenwind. Om 21.51 uur ging het alarm in de brandweerkazerne; opnieuw een melding in de Kapelstraat. Toen de eerste eenheden arriveerden was het duidelijk dat men machteloos was; het fabriekspand brandde als een fakkel en de vlammen schoten, opgejaagd door de wind, tot 40 meter hoog de lucht in. Een naastgelegen fabrieksgebouw uit 1880 vloog ook in brand en enkele naastgelegen woningen werden bedreigd door het vliegvuur. Uiteindelijk draaide de wind en kregen de bijna 50 brandweerlieden grip op de brand. Ze waren tot maandagochtend bezig en verbruikten zo’n twee miljoen liter bluswater. De sloopwerkzaamheden werden met spoed in gang gezet en rondom het uitgebrande fabrieksgebouw werden dranghekken geplaatst. Buurtbewoners hingen rond, verhaalden tegen elkaar over de brand en keken wat besmuikt naar de rij woningen die door de brand beschadigd waren geraakt. Dat was niet de bedoeling geweest, maar verder had hun actie het beoogde resultaat.

Het verdriet van Tilburg - Maarten van Riel
 
Uiteraard zijn leegstaande fabrieksgebouwen geen fraai gezicht als ze in je straat staan te verpauperen. Ze zijn ook niet fraai als ze je dagelijks herinneren aan een pijnlijke geschiedenis: wat ooit de trots van de stad was, werd nu een bron van schaamte. Dat de textielindustrie werd geassocieerd met frustratie, boosheid en tal van andere negatieve gevoelens kwam echter vooral door het slotakkoord: mensen werden vrij abrupt ontslagen, zonder enig blijk van waardering. Daarna volgde een onwennige kennismaking met werkloosheid of de vaststelling dat het opgebouwde pensioen wat karig was – het is bekend dat in 1996 duizenden textielarbeiders een pensioen hadden van 125 gulden per maand, terwijl dat in andere bedrijfstakken wel zes keer zoveel was. Bovendien stonden sommige complexen wel erg lang leeg, als treurige monumenten van vervlogen tijden. Zo stond Brouwers’ Lakenfabriek, in het centrum van de stad, twintig jaar lang te verkrotten. Dat bewoog mensen uiteindelijk ertoe om de boel in de fik te steken of om de bluswerkzaamheden te saboteren (bij een andere fabrieksbrand werden de blusslangen doorgesneden door buurtbewoners), maar een aantal fabrieksgebouwen wist te ontkomen aan de sloopkogel of een bijzonder buurtinitiatief.

Maarten van Riel (1982) is historicus en schrijver. Hij studeerde Geschiedenis en Internationale Betrekkingen en is betrokken bij het opsporen van munitie uit de Tweede Wereldoorlog. Eerder publiceerde hij Zaterdagmiddagrevolutie en Op reis met mijn vader (die dood is) .

Reageer

Abonneer
Stuur mij een e-mail bij
guest
2000
0 Reacties
Oudste
Nieuwste Meest gestemd
Inline feedbacks
Bekijk alle reacties

Gratis geschiedenismagazine

Ontvang, net als ruim 55.000 anderen, iedere week de gratis nieuwsbrief van Historiek:
0
Reageren?x
×