Dark
Light

De ‘witte dood’ in de Amsterdamse binnenstad

Cees Koring: Terug naar de plaats van het misdrijf
Auteur:
11 minuten leestijd
De kop van de Zeedijk en Chinatown waren eind jaren zeventig, begin jaren tachtig het domein van Surinaamse heroïnehandelaren en verslaafden. (foto Hans Peters). Uit: Brigges
De kop van de Zeedijk en Chinatown waren eind jaren zeventig, begin jaren tachtig het domein van Surinaamse heroïnehandelaren en verslaafden. (foto Hans Peters). Uit: Brigges
Bijna een halve eeuw terug begon Cees Koring als jonge verslaggever bij ‘de grootste krant van Nederland’ te wroeten in duistere zaken. Dat leverde hem onder zijn collega’s de bijnaam ‘brigges’ op, een platte afkorting van een rang bij de politie. Koring beschouwt het als een erenaam. In Brigges. Terug naar de plaats van het misdrijf, dat deze week verschijnt bij Just Publishers beschrijft Koring hoe de misdaadjournalist in het vak rolde. Met een aantal prominenten en hoofdrolspelers kijkt Cees Koring terug op zijn carrière. Op Historiek een fragment over het Amsterdamse Chinatown in de jaren ’70, waar het ‘bruine suiker’ zijn intrede deed.


Het Kamerlid en ‘de witte dood’

Een deel van de Amsterdamse binnenstad – de Zeedijk, de Stormsteeg, de Geldersekade en de Binnen Bantammerstraat – wordt ook wel Chinatown genoemd. Een groot woord voor een stukje hoofdstad van, pakweg, een vierkante kilometer. Maar dat je in Chinatown bent wordt bevestigd door straatnaambordjes met Chinese karakters. Dit deel van Amsterdam was in de jaren zeventig voor mij, als onderzoeksjournalist in misdaadzaken, lange tijd mijn werkterrein. De onderwerpen stapelden zich op: heroïnehandel, moordpartijen op klaarlichte dag, corruptie…

De onrust in Chinatown begon met de ontdekking van rare bruine korrels in restaurantjes, logementen en ook in de al jaren gedoogde opiumkit in de Binnen Bantammerstraat. Dienders die ze aantroffen beschreven de korrels als ‘bruine suiker’. Kattenbakvulling, zeiden anderen. De vreemde vondsten vielen samen met een toenemende stroom van illegale Chinezen in de stad. Schattingen liepen op tot wel 5.000.

‘Wat komen die hier in godsnaam allemaal doen?’ vroegen de agenten van bureau Warmoesstraat zich af, maar dat kwam al gauw genoeg uit. De illegalen sleepten koffers vol van die bruine korrels mee, waarvan de basis te vinden was op onafzienbare papavervelden in Zuidoost-Azië. Zwaar verslavend spul: heroïne. Niemand kon begin jaren zeventig bevroeden welke vernietigende invloed die drug in ons land zou gaan hebben.

De Zeedijk in Amsterdam
De Zeedijk in Amsterdam (CC0 – Hans van Dijk / Anefo)

Pah fun, noemden de Chinezen het zelf: ‘de witte dood’. Je kon het spul, net als een loempia of tjap tjoy, kopen bij de ‘afhaalchinees’. Er waren kapitalen mee te verdienen en dat leidde tot een felle strijd om de macht over de handel tussen Chinese triades, maffiabendes. In het altijd zo rustige Chinatown werd nu geschoten alsof het een kermistent was. Op 20 mei 1975 eiste de gangsteroorlog op de Geldersekade en Prins Hendrikkade op klaarlichte dag een rits doden en gewonden. En op de brug tussen de Binnen Bantammerstraat en de Stormsteeg werden exact een jaar na elkaar twee kopstukken van de rivaliserende bendes geliquideerd. Ik stond er met mijn neus bovenop en schreef mijn vingers blauw.

De bolletjes heroïne, die zo op kattenbakvulling leken, deden intussen hun vernietigende werk. Duizenden jongeren raakten verslaafd, zóveel dat hulpverleners het niet aankonden. Door overdoses vielen tientallen doden, honderden families bleven verscheurd achter, hele wijken raakten ontwricht en dat alles raakte de hele maatschappij.

De uitvaart van de vermoorde Chinese drugsbaas Chung Mon trok enorme belangstelling.
De uitvaart van de vermoorde Chinese drugsbaas Chung Mon trok enorme belangstelling. Uit: Brigges
Het gedwongen vertrek van duizenden illegale Chinezen haalde niets uit omdat Surinamers (en later Turken) de handel en smokkel van heroïne overnamen. Eind jaren zeventig, begin tachtig was de kop van de Zeedijk het centrum van ongekende criminaliteit. Vanuit Duitsland werden busreizen georganiseerd om de drugsellende te aanschouwen. Het uitje was pas echt geslaagd als de ramptoeristen een junkie in een portiek hadden zien creperen. Die rauwe werkelijkheid werd benadrukt in een artikel in een huis-aan-huiskrant in de oude binnenstad. Een buurtbewoner die op een koude dag zijn hond uitliet, schreef dat hij een vrouw in een steeg zag liggen slapen.

‘Het was een verslaafde straathoer. Twee agenten bogen zich over haar heen en ik hoorde dat een van hen tegen haar zei dat ze moest opstaan en doorlopen. “Je vriest hier nog dood.” Even later zei de agent: “Jezus, wat maakt het nog uit. Je bent al halfdood.”’

Het was dagelijkse kost in de Amsterdamse binnenstad. Kranten meldden geregeld doden door overdoses, maar de autoriteiten keken weg. Ook politiek Den Haag stak z’n kop in het zand. Toen hij in november 2020 door een commissie uit de Tweede Kamer werd gehoord over de schandalige kindertoeslagaffaire bij de Belastingdienst zei premier Mark Rutte: ‘Er rolde een bal naar de afgrond en niemand hield hem tegen.’ Voor het heroïneprobleem van bijna een halve eeuw geleden gold precies hetzelfde.

Chinese triades zorgden voor de aanvoer van drugs die zij ‘de witte dood’ noemden. Schiet- en steekpartijen met dodelijke slachtoffers waren geen uitzondering.
Chinese triades zorgden voor de aanvoer van drugs die zij ‘de witte dood’ noemden. Schiet- en steekpartijen met dodelijke slachtoffers waren geen uitzondering. Uit: Brigges

Amerikanen

Het waren aanvankelijk vooral Amerikaanse militairen die totaal stoned in de stadsparken werden aangetroffen. Als personeel van de vliegbasis Soesterberg verlof had of de G.I.’s op bases in Duitsland uitpuften van de gevaren van de Vietnamoorlog, was Amsterdam een heel nabij en hartstikke leuk uitje. Na een poosje schuifelen met een lekkere Nederlandse meid in Mercurius op de Nieuwendijk of bij de Lucky Star bij het Leidseplein konden ze bij de ‘afhaalchinees’ ook nog hun vertrouwde ‘brown sugar’ kopen.

‘Dealers haalden het cement uit de vensterbanken en verstopten er die troep tussen, ook in de fietstassen van mijn man’

Later maakte de drug junkies van dak- en werkloze Surinamers, maar ook talloze blanke kinderen uit gewone arbeidersgezinnen overal in het land werden slachtoffer. Rondzwervende gebruikers die dealden en roofden om hun dagelijkse dosis in te spuiten of te roken, maakten het centrum van Amsterdam jarenlang onleefbaar.

(De inmiddels overleden) Tante Trui was destijds de oudste bewoonster van de Zeedijk. ‘Door de drugsoverlast gingen de meeste cafés dicht,’ vertelde zij.

‘…witte kasteleins vertrokken en zwarten kochten de boel op. Het was de hele nacht herrie. Dealers haalden het cement uit de vensterbanken en verstopten er die troep tussen, ook in de fietstassen van mijn man. Het was zo erg dat mijn kinderen niet meer kwamen. Het was hier een getto. Compleet oorlog. Een spookstad. Je voelde je van God en alleman verlaten. We waren dag en nacht op bureau Warmoesstraat. Maar die jongens mochten van hogerhand niks doen. Wim Polak was toen burgemeester. Hij zei: “Het komt wel goed, Tante Trui.” Kon hij makkelijk zeggen in z’n villa.’

Commissaris Leendert Dorst, toenmalig leider van bureau Warmoesstraat, slaagde erin om de Zeedijk weer ‘schoon’ te krijgen.
Commissaris Leendert Dorst, toenmalig leider van bureau Warmoesstraat, slaagde erin om de Zeedijk weer ‘schoon’ te krijgen. Uit: Brigges
De opkomst van heroïne als sloper van de maatschappij was medio jaren zeventig het hoofdgerecht dat ik als onderzoeker van misdaad op mijn bordje kreeg. Ik interviewde niet alleen bewoners van de Amsterdamse binnenstad, maar versloeg ook de wanhoop van Surinaamse hulpverleners, die de opvang van verslaafden niet meer aankonden. Omdat junkies overal werden geweigerd, vond je ze, totaal verloederd, terug in portieken, stegen en op de kop van de Zeedijk, snakkend naar een nieuwe dosis pah fun.

Ik dook stinkende drugsholen in, zag met eigen ogen waartoe verslaving leidde en ik ontdekte dat de heroïneplaag zich als een olievlek verspreidde onder jongeren van arbeidersgezinnen in buitenwijken. Net als de pizzabezorgers anno nu, bezorgden drugdealers van de Zeedijk het dodelijke spul tot aan de randen van de stad. Moeders vertelden hartverscheurend hoe ze hun kinderen bewust in de steek lieten om de rest van hun gezin te redden. Zoals Nel, moeder van twee verslaafde zoons. Als gevolg daarvan was haar leven een puinhoop geworden: ruzies, echtscheiding, terreur van kinderen die van hun ouders stalen om heroïne te kunnen scoren.

‘Ik ken mensen die hun huis moesten wegdoen omdat ze totaal aan de grond zaten door de geldnood van hun verslaafde kind,’ aldus Nel destijds.

Emil’s Place en Babaloe

Begin 2021 keerde ik met oud-CDA-kamerlid Hans Gualthérie van Weezel terug naar de Zeedijk, waar ik hem in juni 1978 had rondgeleid langs drugscafés. Bewoners verklaarden de buurt destijds tot ‘rampgebied’. Uit: Brigges
Begin 2021 keerde ik met oud-CDA-Kamerlid Hans Gualthérie van Weezel terug naar de Zeedijk, waar ik hem in juni 1978 had rondgeleid langs drugscafés. Bewoners verklaarden de buurt destijds tot ‘rampgebied’. Uit: Brigges
Dat was wat de ‘afhaalchinees’ in de jaren zeventig had aangericht: een humanitaire ramp. En iedereen die politiek verantwoordelijk was keek weg. Behalve één man: het toenmalige CDA-Kamerlid Hans Gualthérie van Weezel. In juni 1978 vroeg hij mij hem te begeleiden door dat deel van Amsterdam dat door bewoners was uitgeroepen tot ‘rampgebied’. We maakten die rondgang voor onze veiligheid met een paar zwarte hulpverleners. ‘Ik was geschokt door wat ik te zien kreeg en meemaakte,’ zei Van Weezel in een paginagroot interview over zijn ervaringen.

In een proeflokaal op de kop van de Zeedijk heb ik na ruim veertig jaar weer een ontmoeting met de voormalige parlementariër. Na zijn afscheid van de Tweede Kamer vertegenwoordigde mr. Hans van Weezel ons land in de Raad van Europa en tot aan zijn pensioen was hij ambassadeur in Luxemburg. Door het huwelijk van zijn dochter Annemarie mag hij zich sinds 2010 schoonvader noemen van prins Carlos de Bourbon de Parme, de zoon van prinses Irene.

Al wandelend over de Zeedijk en terugkijkend op zijn rondgang in 1978 vertelt Van Weezel dat drugsverslaving in die tijd totaal geen aandacht kreeg in het parlement.

‘De leiding van het CDA, mijn partij, wapperde de problemen van toen in Amsterdam weg. De bazen van de politie waren erop tegen dat ik hier ging kijken. Daarom had ik mij onder een valse naam laten inschrijven in het hotel waar ik die dagen verbleef. Ik stak mijn nek uit.’

We houden halt bij een van de cafés die vroeger in handen waren van Surinaamse drugsbazen. Emil’s Place en Babaloe heetten ze toen. Wijd en zijd was bekend dat hier harddrugs werden verhandeld. Wie hier niets te zoeken had of als toerist per ongeluk tussen tientallen junkies en soms doorgedraaide verslaafden verzeild raakte, had een grote kans binnen een paar minuten te worden beroofd of te worden neergestoken.

Van pottenkijkers moesten ze daar helemaal niks hebben. Dat ervoeren Van Weezel en ik toen we in 1978 bij een van de drugskroegen aanklopten. ‘Een jonge Surinamer opende de deur,’ schreef ik in mijn reportage. ‘“Politie!” schreeuwde de jongeman. Hij zag onze witte gezichten en brulde zijn waarschuwing naar binnen. Gesprekken verstomden, lange messen tikten nerveus op de bar. Achter in het café ontstond verwarring. Een jongeman stond met een dik pak bankpapier in zijn hand. Voor hem op de grond lagen zakjes met drugs en briefjes van 25 gulden. Handelsgeld. Het was een scène die zo uit de film The French Connection kon komen.’

Exterieur politiebureau Warmoesstraat. (CC0  – Hans van Dijk / Anefo– wiki)
Exterieur politiebureau Warmoesstraat. (CC0 – Hans van Dijk / Anefo– wiki)

Waldy Breeveld, de Surinaamse welzijnswerker die ons begeleidde, redde ons uit de benarde situatie. Na enige uitleg over onze bedoelingen ging het dagelijks leven in de kroeg gewoon verder. ‘Achter de rug van Tweede Kamerlid Hans van Weezel werden drugs verhandeld,’ schreef ik.

‘Klandizie genoeg. Surinamers en blanken. Bleke schimmen, die even de kroeg binnenkwamen, betaalden en een zakje drugs meekregen om thuis, in een kraakpand of in een portiek langs de wallen hun ellende weg te spuiten.’

Rampgebied

In de bocht van de Zeedijk, op nummer 47, drinken Van Weezel en ik koffie en halen herinneringen op bij Janny Alberts. Zij is de baas van de NV Economisch Herstel Zeedijk. Nadat de drugskroegen verdwenen en de dijk met veel inspanning van velen veranderde van een ‘no-go area’ in een prachtige uitgaansstraat, is de boerendochter uit Drenthe anno nu verantwoordelijk voor het beheer van veel vastgoed in de buurt. In het kantoor poseert Hans van Weezel bij een lijst met een vergeeld pamflet dat eraan herinnert dat bewoners de Zeedijk tot ‘rampgebied’ verklaarden. Aan een wand daartegenover hangen grote zwart-witfoto’s van de straat zoals die erbij lag toen we onze rondgang in 1978 maakten: zwaar verwaarloosde, dichtgespijkerde en met zware balken gestutte panden. Daarnaast een foto van de nieuwe Zeedijk, die het heroïnetijdperk gauw moest doen vergeten.

Maar Van Weezel staat de ellende van ruim veertig jaar geleden nog helder voor de geest. Vierentwintig uur na onze ervaringen in de drugskroeg stommelden we in een andere Amsterdamse wijk een smalle trap op. Met streetcornerworker August de Loor voorop gingen we op bezoek bij een ‘cliënte’, zoals hij haar noemde. De jonge vrouw was al vijf jaar verslaafd en er waren complicaties: longontsteking en een abces van het veelvuldig inspuiten.

Zoals gezegd: dodelijke slachtoffers waren geen uitzondering.
Zoals gezegd: dodelijke slachtoffers waren geen uitzondering. Uit: Brigges
‘We kwamen een klein kamertje binnen waar de vrouw op een matras op de vloer lag,’ schreef ik over dat moment. ‘Ze moet eens mooi geweest zijn. Maar nu: holle ogen. Ze ademt zwaar. “Het gaat wel,” zegt ze met iets dat op een glimlach lijkt. De methadon, het ontwenningsmiddel dat ze heeft gekregen, bracht wat verlichting. August vraagt of het niet tocht in het kamertje en of de vrouw wat aanloop heeft. Ze schudt van nee. August belooft de volgende dag terug te komen. Later, op straat, zegt de streetcornerworker uit de grond van z’n hart: “Eigenlijk zijn we maar een stel amateurs. Wat kan je nou eigenlijk voor hulp bieden?’”

Hans van Weezel herinnert zich dat we diezelfde dag een ontmoeting hadden met Ans, wier zoon ook soms naar de Zeedijk ging om een dosis heroïne te scoren. De jongen ontdekte dat hij verslaafd was, wilde ervan af, maar hij kon nergens terecht om af te kicken. De knaap deed twee keer een zelfmoordpoging.

Anonieme Families

Net als de hierboven genoemde Nel sloot Ans zich aan bij de zogenoemde Anonieme Families in de hoofdstad. ‘Ik heb daar veel goeie dingen geleerd,’ zei de moeder. ‘Dat je je kind moet laten gaan, al is dat nog zo moeilijk. Dat je hem niet steeds moet controleren. Mijn zoon is nu en week of wat vrij van drugs. Als hij uitgaat zeg ik: “Veel plezier jongen.” Maar ik sterf duizend doden als hij later thuis komt dan is afgesproken. Dat zouden ze op het ministerie in Den Haag eens moeten weten. Hoeveel ouders kapot gaan van angst en verdriet.’

Ans had tijdens die ontmoeting in 1978 een speciale boodschap voor het CDA-Kamerlid. ‘Het spijt me dat ik het zeggen moet, meneer Van Weezel,’ zei ze. ‘Maar ze moeten in Den Haag overspoeld worden met handtekeningen van mensen die zeggen dat het de spuigaten uitloopt. We hebben er niets aan dat minister De Ruiter [destijds bewindsman op Justitie] op de papavervelden in Zuidoost-Azië rondloopt om te kijken hoeveel heroïne er nu weer gemaakt kan worden. Er moet wat worden gedáán.’

Brigges. Terug naar de plaats van het misdrijf
Brigges. Terug naar de plaats van het misdrijf
‘Ik bleef na al die ervaringen in Amsterdam met een machteloos gevoel achter,’ zegt Hans van Weezel meer dan veertig jaar later. ‘Geen enkel huisgezin, van hoog tot laag, was veilig voor zoiets vreselijks. Kort na mijn rondgang in de stad vertelde ik in de Kamer wat ik in Amsterdam had meegemaakt. Het achtuurjournaal nam de reportage uit De Telegraaf over. Pas toen kreeg het drugsprobleem in het land bredere politieke aandacht,’ aldus de oud-parlementariër. ‘Maar we hebben er niks van geleerd. D’66 kwam begin 2020 met een plan om het gebruik van drugs te reguleren, eigenlijk te legaliseren. Ik was verbijsterd. Vooral omdat ik op de Zeedijk en in andere delen van Amsterdam heb gezien wat die troep kan aanrichten.’

~ Cees Koring

Boek: Brigges. Terug naar de plaats van het misdrijf – Cees Koring
Ook interessant: De Wallen in Amsterdam

Bekijk dit boek bij:

Bekijk dit boek bij Historiek Geschiedenisboeken

Gratis nieuwsbrief

Meld u aan voor onze wekelijkse nieuwsbrief (51.171 actieve abonnees)


Ruim 50.000 geschiedenisliefhebbers ontvangen wekelijks onze gratis nieuwsbrief.

Meld u ook aan

×